Naar inhoud springen

Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/190

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

kroesbruin, kort geknipt, gemillimeterd, maar toch altijd even kroezend, zoals ook bij hem... Zijn voorhoofd was blank, als van een beeld, zonder een rimpel, wit gebleven onder de klep van zijn fietspet, en zijn wangen, blauw gestippeld door het scheren, waren verbrand met een frisse kleur... Jong waren zijn oogleden, die nu sloten over de ogen; jong die rechte neus, die mond met de kleine, volle kroessnor er boven... Jong was zijn lichaam, en jong over Addy's knieën heen, lagen zijn handen, klein, breed, en fijn, met de nagels verzorgd... Addy keek naar zijn eigen nagels, jongensnagels, kort gescheurd eerder dan geknipt. Hoe vreemd, dat papa zo jong was! Hij zag het voor het eerst. En voor het eerst voelde hij zichzelf als ouder geworden, niet helemaal kind meer, een jongen nog, maar al gegroeid tot jonge man, al was hij maar veertien jaar... Ja, als kind, als heus kind, zag je alle oudere mensen maar oud... Nu, hij verwonderde zich. Wat was papa jong... en mama, wat was ze veel ouder dan hij. Zij had wel een jong gezicht, maar zij had grijs haar, zij was drie-en-veertig... Papa... hij kon zich hem voorstellen naast een hele jonge vrouw, een meisje, zoals de nichtjes bijna, Louise of Emilie, of Floortje... Met zo een vrouw zou papa een goed paar zijn. Wat was hij jong, wat was hij jong... Als een kind, nu sliep hij op zijn, Addy's, buik met een rustige ademhaling... Die goeie, ouwe vader... Neen, helemaal niet oud. Zo jong als een broer, als een vriend, als een kameraad... Zo jolig ook, en zo dol soms... Dan ineens poogde hij vaderlijk te doen! Goeie vader! — Addy lachte — dat ging hem helemaal niet goed af!

Hij hield van hem zo, zo jong, zo vriend, zo kameraad, zo broer... Mama was zijn moeder, altijd, ook al vrijde hij wel eens met mama — papa was geen papa — papa was zijn vriend, zijn broer. Maar jong als papa was... vreemd was het toch — vond Addy — dat papa zo vaak hem gezegd had: mijn leven is geknakt, mijn carrière is gebroken... Waarom was dat? Was dat alleen omdat papa uit de diplomatie had moeten gaan, toen hij nog heel jong was en getrouwd was met mama? Maar zijn jong, helder verstand, van redelijk, vroeg bevattelijk kind, kon dit niet bevatten en... eensklaps — als het dan zo waarlijk was, als papa het hem verklaard had — zijn leven geknakt, zijn carrière gebroken, dan vond Addy dat niet goed, keurde het af, vond het zwak in papa, zwak, ziekelijk bijna, ziekelijk... Hoe was het mogelijk, dat papa sedert die dag, dat hij zijn ontslag genomen had, nooit iets anders had gedaan, dan geklaagd over die gebroken carrière, ze mama of stilzwijgend, of met woorden, had verweten, en in Brussel alleen wat had kunnen scharrelen in wijn en assuranties, terwijl er zoveel was, — het leven — de wereld... de hele wereld... open ... open voor hem! En hem, het kind zelf, was het of wijde verschieten voor hem openweken, die hij alleen nog maar raadde als een droom van toekomst,