de oudere, de goedige, dove. Uiterlijk leken de oude dames op elkaar, zeer ouderwets, als plaatjes; in japonnen van een bizondere snit, zwarte kanten mutsjes op de grijze haren, die haar rimpelige notengezichtjes omlijstten.
De oude dames gingen ver van elkaar zitten, en het was een vreemd gezicht ieder aan het einde van de salon te zien, stil, zonder veel woorden, aandachtig kijkende...
Nu kwamen langzamerhand de anderen: de Van Saetzema's: Adolfine, haar man, Floortje, Caroline, en Marietje, en drie luidruchtige jongere jongens; Gerrit en zijn vrouw, Adeline — hun kinderen waren nog heel jong; op hen volgden Karel en Cateau, nog digererende hun goed diner en fijne wijn; Ernst kwam binnen, altijd somber, verlegen, vreemd, schuchter; Paul volgde toen, de jongste zoon, vijf-en-dertig, een knappe, blonde jongen, overdreven keurig gekleed; het laatst kwamen de Van Naghels: Bertha, en haar man, de minister van koloniën en hun kinderen: drie meisjes, Louise, Emilie, met haar aanstaande Van Raven; Marianne; de jonge Karel, en dan nog een Marietje, terwijl de twee studenten afwezig waren, bij uitzondering te Leiden. Het gonsde door elkaar; de ooms, tantes, neven, nichten begroetten elkaar; velen hadden elkaar de gehele week niet gezien; op mama's Zondag ontmoetten zij echter elkaar geregeld. En van avond was er een grotere emotie onder hen allen, zich inhoudende voor mama: een onderlinge fluistering en vraging van mening — omdat Constance terug zou komen, in Den Haag, in hun familie, na twintig jaar afwezig te zijn geweest...
Adolfine, fluisterend, maar heftig, overstelpte haar oudste zuster, Bertha van Naghel van Voorde, met een vloed van woorden.
— Het is mama's wens! zei Bertha, laconiek, knippende de ogen.
— Maar wat vind jij? Wat vindt Van Naghel? Jullie kunnen het toch niet prettig vinden...
— Constance is onze zuster...
— Zuster, zuster! Als mijn zuster zich niet goed gedraagt..
— Adolfine, Constance is veertien jaar met Van der Welcke getrouwd, en er komt een tijd, dat men vergeeft...
— Maar wat doe je? Ontvang je haar? — Ja, natuurlijk...
Adolfine, nijdig, had op haar lippen te zeggen: en je vraagt haar ook zeker op je grote diners — maar zij hield zich in.
Ook de jongere neven en nichten praatten druk...
— Is ze er dan nog niet...
— Neen, ze komt wat later.
— Is ze al oud?
— Tussen oom Gerrit en tante Adolfine in...
— Wat is grootmama zenuwachtig...
— Nu, ik vind niet...