Naar inhoud springen

Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/209

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

aan wie Bertha haar had voorgesteld, was de grootmeesteres van de Koningin, en de nicht van De Staffelaer... Dat zij te schrijven zou hebben aan mevrouw Van Eilenburgh, een enkel officieel woord, om haar wens te kennen te geven zich te laten voorstellen ten Hove, had zij al bedacht, en ook had zij bedacht, dat de grootmeesteres een nicht was van De Staffelaer, maar nu, dat de eerste dame aan wie Bertha haar presenteren moest, een bloedverwante was van haar gescheiden man, maakte haar bijgelovig, huiverig. Zij toonde het echter niet en zonder zich heel veel moeite te geven, en zonder beminnelijk of spraakzaam te zijn, bleef zij zitten op haar plaats, zodat Marianne nu naar haar toekwam:

— Wat is dat aardig, tante, dat u eens komt op mama's jour.

Ze meent er niets van, dacht Constance, maar het was eerder onhandigheid en verwondering van Marianne, dat zo te zeggen, dan valsheid. Zij had nooit kunnen denken, dat tante Constance op die jours zou komen, evenmin als de andere ooms en tantes kwamen, omdat hun onderlinge kennissen nu eenmaal verschilden.

— Van het voorjaar, zei Constance heel kalm; was het zo druk met onze installatie; herinner je... de meubels die uit Brussel kwamen... Maar nu van het najaar wilde ik mama toch een verschuldigde beleefdheid doen... Ik kan mama toch niet alleen visites maken, als ze hoofdpijn heeft en op haar slaapkamer is...

Marianne's verwondering steeg. Tante Constance zei dat zo heel kalm, zo heel kalm, alsof het helemaal vanzelf sprak... dat zij kwam op een jour. En Marianne kon niet nalaten te zeggen:

— Ja... het is heel aardig, dat u komt... Want, ziet u... de tantes komen nooit... tante Adeline niet, tante Cateau niet... en tante Ruyvenaer heel zelden...

— Ach? vroeg Constance argeloos. Komen ze nooit?

— Tante Ruyvenaer een heel enkele keer, maar de andere tantes nooit.

— O, komen die nooit? vroeg Constance heel erg verwonderd doende, en een beetje spelend met de verbazing van Marianne.

— Wist u dat dan niet?

— Neen, dat wist ik niet... Maar dat is toch niet heel beleefd van de tantes... de ooms laat ik nu daar... heren hoeven zoveel visites niet te maken... maar van de twee tantes verwondert het me, Marianne...

Marianne wist niet meer wat te zeggen. Zij was niet veel gewend aan haar woorden te denken, of te denken, dat een ander andere woorden sprak dan hij dacht. Zij had, wel nerveus, iets opens, eerlijks, spontaans.

— Nu, maar ik zal ze eens zeggen... dat ze... tegenover een zuster ook wel beleefd mogen zijn, meende Constance en lachte.