Naar inhoud springen

Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/218

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— Maar op Java niet so veel geklês als ghier, zei tante kwaad.

— Nu... gepraàt...zal er toch ook wel... worden.

— Maar niet so... onghartelijk! zei tante heel kwaad, en niet komende uit haar bedoeling en haar woorden. Niet... so onmenselijk... niet zo onmènselijk.

— Ze hadden hier nooit moeten komen wonen, herhaalde oom, en zenuwachtig ging hij naar Van Saetzema, in wie hij nog de schrik in de ogen zag voor het mogelijke duel.

— Jà, mama, zei Toetie met een knipoogje naar de tantes Tien en Rien, die naast elkaar zaten in de hoek van de grote salon, beiden met een breiwerk; die oùwe mensen, toch gelukkig, jà! Ze trekken niet aan... de wereldse saak! Ze wetèn van niets...

— In Ghollând — zei tante boos.

— Maar in den Oost! antwoordde Cateau, dadelijk, hatelijk.

Het partijtje was bedorven, want tante, zenuwachtig, zag niet meer, welke kaarten zij hield in de hand. Zij voelde, de oude Indische dame, in haar familieleden een vijandelijkheid tegen Constance, en zij vond dat, met de goedigheid ener natuur, gewend aan Indische schandaaltjes, overdreven. Daarbij maakte Cateau's geheel Hollandse woord van de "Oost" haar geheel buiten zichzelf, zodat zij de kaarten neergooide en zei:

— Soedab, ik speel niet meer met jou!

En zonder verklaring liet zij haar medespelers in de steek en ging regel— recht naar Constance, waar die met Paul zat in een hoek te praten.

— Ik kom wat bij jou zitten, ja Constàns!

— Tante...

— Ik wou jou zeggen, trek jou toch niet aan, seg! ... Schud van jouw kouwe kleren àf... Wat kan schèlen, seg... Beroèrrde artikel... Maar ik swéér jou... schud van jouw kouwe kleren af!

En tante druk pratende, in eens vindende allerlei vreemde Hollandse woorden en zegswijzen, die zij met aplomb dooreen haspelde, vertelde aan Constance van beroerde artikels uit Indië, en die de mensen dáár ook hadden geschud van hun kouwe kleren af.

Op dit ogenblik, heel laat, kwamen Bertha, Van Naghel en Marianne binnen. Mama ging dadelijk naar hen toe... Een kalmte, om een houding aan te nemen, streek iets effens in die opwinding van zovele mensen in twee kamers bijeen. Maar het trof hun allen, dat Van Naghel er zeer moe uitzag. Bertha bleek en Marianne of zij geweend had, met kleine getrokken ogen. Zij groetten alle drie vaag, bijna weemoedig, hier en daar met een hand, met een kus...

Na de opwinding kwam een somberheid op de familie als neerdrukken. De stemmen zakten, fluisterden... En door die fluistering klonken alleen plotseling heel scherp de stemmen der oude tantes, die de Van Naghels begroetten.