Naar inhoud springen

Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/220

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

was — ook al had zij nog niets gelezen, een schande, het schandaal opgerakeld, het schandaal van jaren her bezoedelend, bemodderend al haar kinderen, al, al de haren... Neen, het waren geen nietigheden: het waren grote, gewichtige dingen: in hun leven... Wat... wàt kon er gewichtiger zijn... dan de portée van een visite bij Bertha, en... o God... een schandalig artikel!

Bertha echter wilde niet spelen, zei ronduit, dat zij er geen hoofd naar had. En terwijl zij Constance eerst opzettelijk had ontweken, scheen zij nu telkens, als noodlottig, haar te naderen, onrustig, niet kunnende blijven op haar plaats, in de opwinding, die zich weer langzamerhand van de familieleden meester maakte, na die eerste houding van kalmte uit respect voor hun zwager, de minister. Constance echter bleef doorpraten met Paul, ontweek op haar beurt de blikken van haar zuster, tot ten laatste Bertha, als ontzenuwd, zich naast haar zette op een stoel, zeide:

— Constance...

— Wat...

— Van Naghel is...

— Wat is Van Naghel?

— Van Naghel is... heel ontstemd... ik begrijp niet, dat hij in staat is te whisten.

— Waarom is hij... ontstemd?

— Om jou.

— Om mij?

— Ja...om jou...

— Het spijt mij, Bertha! zeide Constance koel. Wat heb ik misdaan?

— Het is natuurlijk je schuld niet... van die artikels... Maar het eerste is heel onaangenaam voor Van Naghel...

— En het tweede heb ik niet gelezen, zei Constance hoog.

— Neen, viel Paul in; ik heb Constance geraden het niet te lezen.

— En ik zal het niet lezen... het interesseert mij al niet meer. Is Van Naghel om dat artikel ontstemd... over mij

— Over de visite.

— De visite...?

— Die je... Dinsdag... gemaakt hebt.

— Is... Van Naghel ontstemd over een visite... die ik je Dinsdag... gemaakt heb? vroeg Constance heel hoog, verwonderd.

— Je had niet op mijn jour moeten komen.

— Had ik niet...

— Wees niet boos, Constance... Ik heb al zoveel woorden met mijn man gehad... In Godsnaam... wees niet boos. Neem mij niet kwalijk wat ik je zeg. Ik heb sympathie voor je: je bent een zuster, die ik liefheb... maar dat neemt niet weg, dat je verkeerd hebt gehandeld... dat je niet op mijn jour had moeten