Naar inhoud springen

Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/247

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— O mevrouw, ik vind het prachtig!

— Hoeveel heb je er laten maken, moesje?

— Zes. Een voor oma, een voor oom Gerrit, een voor oom Paul, een voor jou, een voor mij

— En een voor papa.

— Ach... papa is meester van het origineel.

— Neen, geef er nu een aan je man.

— Henri! riep zij.

Hij kwam.

— Hier heb je een portret van je vrouw.

— Mooi! riep hij uit. Chic. Dank je wel...

— Gelukkig! Mijn man en mijn dienstmaagd zijn tenminste tevreden. Mijn zoon vindt mij een ijdeltuit... O, wat ben ik blij terug te zijn... Daar heb je de baljapon... We zullen hem morgen wegpakken, Truitje. Ik doe het ding niet meer aan. Een japon van zeshonderd francs voor éen keer. Nu worden we weer oud en zuinig.

Zij lachten allen, Truitje ook.

— O, wat ben ik blij terug te zijn... Mijn eigen kamer, mijn eigen kasten... Truitje, wat heb je de heren laten eten?...

— Nou, zoals mevrouw gewoon was...

— Dus het was goed? Ik ben niet gemist...

— Ja maar, schrikte Truitje; u moet maar niet meer voor zo lang op reis gaan.

Zij strekte zich lachende uit op haar chaise longue, moe, gelukkig thuis te zijn. Van der Welcke met het portret, Truitje met de doos, waren gegaan.

— Kom nu eens hier, Addy. Papa heeft je zeven weken gehad. Nu ben je van mij... voor onbepaalde tijd.

Zij dwong hem bij zich te zitten, nam zijn handen. Het trof hem, dat zij er moe uitzag, naar haar jaren, en niet naar het portret, en vlug haar vergelijkende met zijn vader, vond hij zijn vader zo jong, uiterlijk een jongmens, en innerlijk soms een kind; Ottocar in een motocar...

— Het is vreemd, Addy... zei zij zacht; dat je maar veertien jaar bent: je lijkt me altijd twintig minstens... En vreemd vind ik het dan ook... dat ik zo een grote zoon heb... Zo is alles vreemd... En je moeder zelf, mijn jongen, is het vreemdste. Als je me nu eerlijk vraagt: vind je het aardig om "ijdel" te zijn, ik meen, mee te doen met de dingetjes van de wereld... dan weet ik het zelf niet... Vroeger zeer zeker hield ik er van, maar nu... voor een paar weken vond ik het wel als een soort jeugd, die zich weer van je meester maakt... maar eigenlijk... betekent het toch niets... laat het even wat schitteren... en daarna is het zo moe en leeg in je... en onvoldaan...

Zij zweeg plotseling, niet meer willende zeggen, en bezag het portret, dat nog bij haar op een tafeltje lag. Zij moest er nu even