Naar inhoud springen

Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/399

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Adeline had het kindermeisje gebeld: zij nam de kinderen mee.

— Hij is gek? herhaalde Gerrit en streek zich de hand over het hoofd.

— Hij is gek, herhaalde Dorine. Hij is gek... hij is gek.

— Nou, zei Gerrit vaag en vergoelijkend; Ernst is altijd vreemd.

— Maar nu is hij gèk, zeg ik! schreeuwde Dorine schril. Als je me niet geloven wilt, ga hem dan maar zien... Trouwens, er moet iets gedaan worden. Ik, ik weet het niet. Ik ben een vrouw, hoor, en ik ben zelf zenuwachtig. Waarom heeft mama jou niet dadelijk laten roepen. Waarom mij? En Karel... Karel... is een lammeling... Karel heeft dadelijk gezegd, dat hij verkouden was, dat hij niet uit kon gaan. Karel is een lammeling... Verkouden! Verkouden, als je broer ineens gek is geworden...

— Maar gek... is hij nu heus wel gek... betwijfelde Gerrit.

— Nu, ga jij hem dan maar eens zien, zei Dorine, met haar blik van ergernis diep in de ogen van Gerrit. Ga jij hem dan maar eens zien... en als je hem gezien hebt, als ik hem gezien heb... vraag me dan nòg maar eens of hij gek is.

— Zeker... zei Gerrit. Ik zal dadelijk gaan. Ik moet eerst naar de kazerne, maar dan...

— Ja, je moet eerst naar de kazerne, zei Dorine boos. Natuurlijk, je moet eerst naar de kazerne. En als je daarna nog een ogenblik tijd hebt...

— Ik kan nu wel dadelijk gaan... zei Gerrit, neerslachtig. En jij?

— Ik? Ik? Ik? krijste Dorine. Denk je, dat ik weer mee ga? Neen, hoor, ik dank je wel. Ik heb mama gewaarschuwd, ik heb jou gewaarschuwd en nu... nu ga ik naar bed. Want als ik niet oppas — en maar overal heen draaf, waar jullie me hebben willen... dan word ik het zelf... gek Ik? Ik ga naar bed...

Zij stond op, liep om de tafel, zette zich weer en plotseling met een andere stem, huilende van vertedering, klaagde zij: — Die arme mama... Ze is ziek. Dat lamme mens dan ook — om dadelijk naar mama te lopen. Waarom haar aan het schrikken te maken... Waarom een van ons niet eerst gewaarschuwd. Ik zal nog maar even naar Constance gaan... en ook naar Adolfine... dan kunnen ze mama wat troosten... Loop jij dan bij Paul aan... dan kan die je misschien wel helpen, als er wat gedaan moet worden... Maar dan... dan ga ik naar bed...

— Ja... zei Gerrit. Ik zal gaan.

Hij was, ineens, vol van weifeling: moest hij niet eerst naar de kazerne? Zou hij eerst naar Paul gaan... of dadelijk naar Ernst? Hij ging in de gang, gespte zijn sabel om, zette zijn pet op, maar ook Dorine kwam in de gang...

— Dus je gaat naar hem toe? Nu... als je hèm dan gezien hebt... vraag je dan nog maar eens of hij gek is.