Naar inhoud springen

Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/520

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

dikwijls verlangd naar een vriend... met wie ik zou aanvoelen... ons altergeheimste. Ik heb nooit zo een vriend gehad.

— Gerrit... ik wist niet... dat je zo... zo gevoelig was, broer.

— Neen... ik zeg je dingen, die ik anders nooit zeg. En ik zeg je ze en voel, dat het nutteloos is ze te zeggen. Toch ben je mijn zuster, niet waar...

— Ja...

— Nu breng ik je naar huis. Ik sleep je maar door de modder, de regen... De wegen zijn doorweekt... We zijn binnen een paar minuten bij je thuis.

Hij bracht haar thuis: zij belde, Truitje deed open...

— Is Van der Welcke thuis, denk je? vroeg Gerrit aan Constance.

— Ja, mevrouw, antwoordde Truitje. Meneer is op de voorkamer.

— Dan ga ik hem even zien...

Gerrit stormde naar boven.

— Mevrouw... ik vergat... Er is een telegram gekomen, zei Truitje.

— Een telegram...

Zij wist niet wat haar beving, maar zij werd doodsbang... Haar bloed scheen stil te staan in haar hart. Zij nam het telegram van Truitje aan, ging er mee in de salon, en voor zij het opende, deed zij de deur toe.

Gerrit was maar even Van der Welcke gaan groeten: hij moest naar huis terug, want het was al twaalf uur en etenstijd... Van der Welcke geleidde hem de trap af.

— Nou... adieu dan, kerel! zei Gerrit joviaal, drukte Van der Welcke de hand. Constance... Constance...! riep hij.

Zij antwoordde niet.

— Constance! riep Gerrit nog eens.

De keukendeur stond open.

— Mevrouw is in de salon, meneer, zei de meid.

— Constance...

Hij opende de deur. Maar de deur bleef stoten, als tegen een lichaam...

— Verdomme nog toe! vloekte Gerrit ontsteld...

Zij stortten door de eetkamer binnen. Van der Welcke, Gerrit, de meid. Constance lag flauw tegen de deur. Het telegram kreukte in haar gekrampte vingers:

„Parijs... Henri dood. Ik ben wanhopig, Emilie.”

 
 

X


Die Zondag was het een sombere avond bij mevrouw Van Lowe. En toch wist mama van niets — met Dorine had zij