Naar inhoud springen

Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/535

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

perron, wandelend wachten... Over een kwartier, twintig minuten zou de trein eerst komen, te laat...

En oom Ruyvenaer vroeg aan Addy:

— Weet grootma al iets...

— Neen, oom... Niemand heeft het haar nog willen zeggen... Ik geloof, dat de ooms en tantes eigenlijk het maar helemaal willen verzwijgen...

— Dat zal niet gaan.

— Misschien zal het wel moeilijk zijn, oom. Als grootma iets hoort van buiten af... Er komen toch kennissen bij haar.

— Komt Emilie mee...

— Ja, oom... Ze zou logeren bij ons.

— Is oom Gerrit zwaar ziek...

— Ja, oom...hij is zwaar ziek...

— Weet grootmama, dat hij ziek is.

— Neen...

— De kinderen zijn nu allen het huis uit? Wij hebben Alex en Guy bij ons.

— En wij, Adèletje... Gerdy en Constant... De drie jongsten zijn bij Otto: Louise is ze komen halen: Marietje bij tante Adolfine.

— Heeft tante Adeline iemand bij zich...

— Twee verplegers, oom. Oom Gerrit is heel woest...

— Komt de trein nog niet gauw?

— Hij moest er al zijn. Hij is te laat.

— Het is heel treurig... En wat zullen de mensen er weer over spreken... Ja, wat zullen de mensen er weer over spreken... God, God, wat zullen de mensen er weer over spreken.

— Daar is de trein, oom.

De trein gleed binnen... als een grauwe spooktrein door de spokende regenmist... en zij zagen, de afwachtende bloedverwanten... Constance, Van der Welcke, Emilie uitstappen. Constance steunde Emilie... Toen was het heel, heel somber de kist te ontvangen. Buiten wachtte de lijkwagen. En het ging alles als in een droom — in de regenende mist, die spookte...

— Wat zullen de mensen er weer over spreken, fluisterde oom Ruyvenaer tegen Karel en Saetzema, met wie hij zat in het tweede rijtuig.

— Ja, het is een beroerd geval...

— Het is al heel weinig netjes..

— Een neef van je, die clown wordt.

— En dan, naar het schijnt, vermoord in Parijs.

— Om een meid?

— Ja... een duistere meidenhistorie... in Parijs.

— Ik dacht, dat hij zich van kant had gemaakt?

— Wij weten eigenlijk van niets... Constance heeft niets geschreven.

— Het is intussen al heel weinig netjes.