Naar inhoud springen

Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/576

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

met hun school... met de gouvernante voor de meisjes...: hij nam arme tante Adeline alles uit de hand; zijn Zaterdagmiddag en Zondag waren vol geweest van allerlei zorgen... hij bedacht en besprak en bedisselde... Daarbij kwam, dat oma, nu vereenzaamd en geheel kinds in haar grote huis, niet had blijven kunnen daar wonen, zonder zorg, en Constance had gemakkelijk weten gedaan te krijgen, dat oude mama mee was gekomen... naar Driebergen... Maar de oude vrouw, ternauwernood, had de verandering opgemerkt... zij meende, zij woonde nog in de Alexanderstraat...; — soms — 's zomers — zij woonde te Buitenzorg, in het paleis en de kinderen om haar heen liepen en spraken druk... als het altijd was geweest... Emilie, had Constance niet willen verlaten, en hoewel zij wel eens naar Baarn ging, woonde Emilie eigenlijk bij hen in... zó geknakt in haar jonge leven, zo nooit de dood van Henri kunnende vergeten, dat zij was als een schaduw van zichzelf, bleek, stil, meestal alleen op haar kamer, kwijnend... tot de eenzaamheid haar in de familiekring dreef...

Tien jaren... tien jaren waren alzo voortgeijld, geijld als vluchtige schaduwen van de tijd, en toch wat was er veel gebeurd! De kinderen opgroeiende, bloeiende tot jonge meisjes en stevige jongens — Addy studerend te Amsterdam, werkzaam aan de hospitalen, tot hij na zijn examens zich eindelijk, jonge pleegvader, vestigde als arts en dokter bij hen allen in het grote huis te Driebergen... en toen die zo heel grote verandering in hun leven...: zijn huwelijk... zijn veel te vroeg huwelijk...! O, dat huwelijk van haar zoon!... Hoe had zij niet al haar rijpere verstandelijkheid met krampende handen moeten houden bijeen... om het goed te vinden... om het goed te vinden... om zich niet in éen enkel ogenblik te laten meeslepen door alle vooroordelen van vroeger, die van het nauwe kringetje — waarop zij had leren neerzien in laat maar eindelijk leven...! Nu was hij dan waarlijk echtgenoot, nu was hij dan waarlijk vader.

— Tante Constance... komt u nu!

Het was Gerdy's stem, en ze maakte haar nerveus. Zij waren wel allen heel lief, maar ze waren ook allen heel druk, en eigenlijk was zij toch een vrouw voor eenzaamheid en van dromen — geworden — en had zij wel eens behoefte heel alleen te zijn... heel alleen — in haar kamer... te liggen op haar chaiselongue... en te denken... vooral terug zich te denken in de jaren, die, vluchtige schaduwen van de tijd, waren geijld, geijld, geijld...

Maar trappeltripjes naderden snel en nu aan de deur, klop-klop:

— Tante! Tante Constance... Ik heb de thee nu gezet, en als u niet komt, wordt die te sterk...

Zij had Gerdy wel willen zeggen, dat zij er niet van hield, van dat schreeuwen door het huis, over de gangen: het gaf haar altijd een schok als ontwijdde de heldere meisjesstem die bruine binnen-