Naar inhoud springen

Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/581

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— Ach mama... zei Mathilde mat; laat het kind toch met rust...

Het kind, zó ongelukkig, keek naar Constance, dat Constance haar weer de hand legde op het hoofd, en nu dadelijk alles vergeten, keek het in haar boek, neuriede zelfs zacht, en wees zich de plaatjes.

Gerdy aan haar theeblad, schonk in... Daar had je het weer, zij morste met de melk, het theeblad droop wit, maar zij had vlug een theedoekje in de witte plas gepropt, en nu bood zij Mathilde het kopje... Mathilde proefde.

— Heb je er suiker in gedaan?

— Ja... éen klontje.

— Ik neem nooit suiker.

— O... Wil je een ander kopje?

— Neen... dankje... Je thee is slap...

Gerdy's thee was haar trots, altijd, en ze zei agressief:

— Thee wordt na drie kwartier bitter of, als je er water op gooit, slap...

— Dan schijn ik wel altijd drie kwartier te laat te komen, want je thee is altijd bitter of slap...

— Zet jij dan thee voor jou...

Alleen nu tante Constance Gerdy aanzag, zweeg zij verder. Mathilde vroeg:

— Mama... weet u, wanneer Addy terug komt?

— Neen kind; ik denk morgen of overmorgen.

— Heeft u geen briefkaart van hem?

— Neen, kind...

— O, ik dacht, dat hij u zou hebben geschreven... Ik had eigenlijk wel mee kunnen gaan met hem naar Amsterdam.

— Hij had zaken...

— Nu, ik zou hem niet hebben gehinderd, in zijn zaken...

Zij zweeg nu maar, onverschillig, en zag op haar horloge, het betreurende, dat zij te vroeg was gekomen. Zij had gemeend, dat het al zes uur was, dat zij wel dadelijk zouden dineren. En het was zelfs nog geen half zes... Zou zij maar weer naar boven gaan... Neen, zij was er nu en zij bleef... Zij had te lang geslapen die middag... Zij voelde zich suf en boos... Wat een oord dan ook, Driebergen in November... Kennissen, drie vier antidiluviaanse families... Wanneer zou zij weer eens gaan naar Den Haag... Voor de kinderen zou wel gezorgd worden: er waren bemoei-allen genoeg in huis... En zij bleef zitten, bewegingloos, woordeloos, mat, onverschillig, en suf van haar lange siësta, naast Emilie... Zij was het zich wel bewust: als altijd had haar binnenkomst een stremming teweeg gebracht... Dat lamme, idiote kind, dat haar stoel had weggeduwd...: ga weg!! Zij had het een oorveeg willen geven... Maar zij had zich beheerst... Beheerste zij zich niet altijd? Werd zij niet altijd beledigd in de familiekring van haar man... Waarom