Naar inhoud springen

Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/610

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— Omslaan, omslaan, omslaan... herhaalde zij nu nerveus, smachtende, dat zij geel, blauw en rood zouden worden.

De oude vrouw, met haar rimpellach, sloeg geduldig de platen om. Ook haar zeiden de platen niets, omdat zij zwart waren en somber — en omdat zij ook vóor zich al kleuren zag — het krijtwit en het diepe blauw en het kelder gelakte groen, van bomen, lucht, huizen in Indië... Hier, onder de sombere neerslag der luchten, hier bij de sombere platen, zagen de oude vrouw en het kind niet wat haar weldadig was...

Toen werd Klaasje heel boos, en zij sleepte het zware boek van oma's schoot: zij sloeg het, de pijn niet achtende, en zij schold:

— Lelijke boeken... zwarte, lelijke boeken...!

— Cht! Cht! kalmeerde de oude vrouw en zij legde de aderige hand op het blonde meisjeshoofd.

— Torentje bouwen! juichte Klaasje, plotseling zien de een mooi vizioen. Zij stond vlug op; op een tafel in een hoek van de kamer vond zij een domino-doos. Zij bracht de doos aan, van blijdschap schitterend, maar het gladde deksel gleed uit de doos neer, en de stenen hagelden op de vloer. Klaasje stampte met de voet, maar het mooie vizioen glansde nog steeds — en haastig, en toornig, graaide zij met de handen de stenen bij elkaar, in haar schortje... Zo bracht zij ze bij oma, als een oogst, als een buit, deed ze neerhagelen aan haar voeten. Moeizaam schoof zij weer een der zware boeken op oma's schoot en de oude vrouw hielp haar, trok op, terwijl Klaasje duwde.

— Torentje bouwen! juichte het kind.

Oma hield vast het boek, hield het recht, terwijl Klaasje twee, drie stenen zette, op de smalle lage kant. Op die stenen bouwde zij verder, het zwarte en witte wankele torentje...

— Een deurtje, met twee raampjes... verbeeldde zich het spelende kind.

Maar het torentje stortte, hard, in elkaar.

— Oma mag niet bewegen! bromde het kind, zette in evenwicht op oma's knieën het zware boek, bouwde weer, haastig, om heel hoog te komen...

— Oma mag niet meer bewegen... Torentje... met een muurtje er om... Hoger torentje... op het muurtje nog een steentje... op het muurtje nog een steentje...

Maar het muurtje en het torentje stortten hard in elkaar.

— Stoute oma... stoute oma!

— Chtt! kalmeerde de oude vrouw.

Addy was binnengekomen, en het kind, latende boek en stenen, juichte hem toe, liep op hem af... Zij noemde hem oom, niet wetende, dat hij haar neef was.

— Oom Addy! juichte het kind.

Hij breidde zijn armen open, tilde haar even op.

— Zoek eens in oom Addy's zakken, zei hij.