Naar inhoud springen

Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/713

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— Neen... neen, ik verlang niet meer terug.

— Zal u altijd te Driebergen blijven?

— Altijd... geloof ik...

— U heeft er uw geluk gevonden... ik vond het er niet. Ik bleef er een vreemde...

— Tilly... eens misschien... zal je er wonen als wij nu... Als wij er niet meer zijn...

— Neen, nooit...

— Waarom zou dat niet kunnen gebeuren.

— Het hele huis is mij antipathiek... Alles is mij er antipathiek... tot de deurposten toe. En ik kan niet wennen aan een griezelig huis... als u allen...

— Maar Addy...

— Juist: hij zal het huis nooit vergeten. Wat voelt hij er voor? Hij is er niet geboren...

— Hij voelt er zich verwant.

— Juist. Ik niet... O, ik had hem nooit moeten trouwen!

— Tilly, Tilly! Wat zeg je...

— Ik had hem noòit moeten trouwen!

— En je houdt van hem... je houdt van hem...

— Ik heb innig, innig van hem gehouden... Maar hij is te hoog voor mij! Ik bereik hem niet! Hij offert zich voor mij op. Ik ben wanhopig, dat ik dat moet aannemen. Het drukt me! O mama, vind iets, vind iets voor ons! Laat hem maar terug komen bij u allen... en laat mij hier blijven met mijn kinderen... Ik zal eenvoudig wonen... op een klein bovenhuis... en zuinig zijn. Het is alles mijn schuld, het is niet zijn schuld. Hij is lief, hij is goed, hij is edel... maar dat alles drukt me... Eerst dacht ik, dat we... hoe zal ik het u zeggen... dat we verwant waren... verwante naturen... Toen ik trouwde, dacht ik over die dingen niet na... maar van zelf, onbewust zeker, heb ik toch gedacht, dat we verwant waren... Hij was zo lief, zo eenvoudig, zo flink, en dat beetje ouwelijke in hem, daar hield ik zo van, daar zag ik tegen op, zonder dat het me drukte... Langzamerhand, langzamerhand ben ik gaan voelen... dat hij ver boven me staat. Dingen waar ik om geef, zeggen hem nièts: dingen van luxe, chic, van vrolijkheid, van de wereld... Die hypnose van hem, eerst dacht ik: dat is iets nieuws, een nieuwe methode... nu, ik weet het niet: ik word er bang voor! Ik word bang voor hem! Er is iets in hem, dat me bang maakt... O, ik weet het wel, het is alleen omdat hij zo goed is en zo groot, en dat ik maar heel klein en gewoon voel, dat ik niets begrijp van die fijne, hoge ideeën... van goed doen, en arme mensen en zich opofferen... Hèm is het natuurlijk... Nù offert hij zich aan mij op... hij houdt niet van Den Haag, van zijn werkkring hier... Ik, kan niet meer in Driebergen wonen... En zelfs al kon ik me enigszins thuis voelen bij u allen... dan nog, dan nog zou Addy... zou hij me drukken, zou hij me drukken! Begrijpt u