Naar inhoud springen

Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/740

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

ingesluimerd onder zijn blik... ontwaakte zij... iets kalmer... stilden na dagen en langzame dagen zich haar trillende zenuwen... gaf zij zich over aan de grotere machten... en de doffe gelatenheid weefde weer rondom haar heen de zomer zwoelde om haar heen... de trage stromen der eentonige dagen sleepten haar verder voort, verder... men sprak in huis niet meer daàr over... en op een avond, in de tuin, vond zij zich terug, vreemd, gelaten nu, de armen, de handen slap, naast zich arme tante Adeline, al zo blij met een kort briefje van Guy... terwijl de meisjes en tante Constance oude oma brachten naar bed... en Klaasje daarna, grote meid, die nog altijd wilde worden gebracht naar bed... en terwijl oom Ernst dwaalde langs de vijver, sprekende in zichzelf... en Paul zich in drie dagen niet had vertoond, en zich opsloot in zijn kamer... daarginds in de villa, verder op...

Alsof zij ontwaakte uit een vreeslijke droom, zo vond zij zich terug, zo werd ze zich bewust, op een avond, zittende in de tuin naast tante Adeline, lezende en herlezende de woorden van Guy, en verderop, zaten meneer Brauws en oom Henri... oom Henri, die zich maar niet kon wennen, dat Guy zo was heengegaan... en die er om mokte, soms, met de tranen vocht in zijn ogen ...

 
 

XVII


Die avond keerde Addy terug naar Den Haag en zelden had hij zich zo dof gevoeld, alsof hij voor zichzelf niets wist... Neen, nu wist hij niets en niets meer voor zijn arme zelf, alsof hij, ouder wordende, iedere dag meer en meer het weten verloor, dat heilig is voor eigen ziel, en dat als een vèr lichtende lamp zijn stralen schiet over de zelfwegen, die in de toekomst duisteren... Wist hij voor anderen zo dikwijls en zo zuiver, voor zich wist hij niet, niets meer. Eens had hij zich twee geweten; nu wist hij niet meer wat en wie hij van die beiden was... Hij voelde zich als een verouderde zieke jonge man, verouderd en ziek, omdat het leven te vroeg hem was ernstig geweest en te vroeg hem was opengeweken, zodat hij het in had gezien: verouderd en ziek, omdat zijn eigen leven later niet gegewiegd had in het reine evenwicht zijner eigen twee zielemachten! Gekluisterd voelde hij zich aan de ene, en ze trok hem neer, zonder dat de andere macht kracht had, hem tot de zuivere zelfhoogte te beuren...

Nu, van het station, 's avonds laat, liep hij naar huis. Hij sleepte zich voort, zijn pas was loom; over de donkere massa's van het Bos parelde lichtgrijs een zwoele zomernacht, de huizen van het Bezuidenhout blankten in avondzwijgen weg. Er droomden aan de lucht lichte regenwolken — zeker zou het