Naar inhoud springen

Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/758

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— Dat is onze wind, mama...

— Ja... altijd...

In de achterkamer waren Marietje, Adèletje nu binnengekomen, en Adeline, Emilie volgden haar.

— Waarom is het hier zo donker... vroeg Marietje.

— Grootmama zit wat te dutten.

— Wij moeten haar brengen... naar bed, zei Constance.

Adèletje draaide het gas hoger.

— Tante!! riep Marietje uit, verschrikt.

— Wat is er, kind...

— O, tante... tante... kom hier!!

Constance kwam, Addy, Gerdy...

— Is grootmama... is grootmama...? stamelde Marietje ontzet.

— — — — — --— — — -— — — — — — — — — —

Zij zagen allen naar de oude vrouw. Zij zat als gewoonlijk, stil in haar grote stoel, de gerimpelde aderige handen gevouwen in de zwarte schoot. Het hoofd rustte achterover, wit in het witte haar omlijst. Zij wist véel heilig weten en haar oude mond glimlachte er om, bemoedigend...


Nice,
Jan. — Aug. 1902.