Naar inhoud springen

Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/76

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

de vreemdheid aan en ben ook niet pluis. Zo jij denkt dat we een heel verstandige familie zijn. Beste Constance, er loopt zo dwars door heen een grote kraak, hoor. Maar we zijn netjes, het is niet te zien voor de wereld. Wacht maar, later, dan zal je het wel zien. En nu zusje, vaarwel, hier is je tram, en hier verlaat ik je...

Hij hielp haar instappen en zij zag hem onder zijn parapluie langzaam wegwandelen, zorgvuldig met de zakdoek de fluwelen mouw-revers drogende van zijn nieuwe overjas.

 
 

XIV

Het waren drukke dagen bij de Van Naghels, vol emotie van allerlei aard. Over drie weken zou Emilie trouwen en over veertien dagen wachtten Van Naghel en Bertha hun zoon Otto terug uit Indië, met zijn vrouwtje en hun beide kinderen.

Otto, vroeg gepromoveerd, op zijn vier-en-twintigste jaar getrouwd naar Indië als rechterlijk ambtenaar, had het er niet kunnen uithouden, omdat zijn vrouw van de eerste dag af te Batavia was ziek geworden en was ziek gebleven. Het was de ergernis van Van Naghel, die de carrière van zijn zoon gebroken zag, al was de jongen ook nog jong en al zou hij hem wel kunnen helpen aan iets anders, in Holland. Maar hij was altijd tegen dit huwelijk geweest; een zwak. Hollands meisje, zonder geld. Zij zouden de kinderen voor hun rekening moeten nemen, in Holland, en hoewel hij gefortuneerd was — hoewel zijn vrouw wat geld had — hoewel hij zijn ministerstraktement had, was het alles bij elkaar ternauwernood genoeg voor het zeer kostbare huishouden, dat zij voerden: de oudste zoon nu uit Indië verwacht met vrouw en twee kinderen; twee jongens. Frans en Henri, al een paar jaren tegelijkertijd studerende te Leiden, blijkbaar zonder veel plan nog om af te studeren; drie uitgaande meisjes, van wie het tweede nu trouwen zou; een jongen nog van zestien en een meisje van veertien; hun salon, om Van Naghels ambitie, een officiële salon, waar zij veel mensen zagen uit de hogere regeringscôterie, terwijl die van het corps-diplomatique er ook even door heen liep: alles bij elkaar een zo kostbaar huishouden, dat Bertha de grootste wonderen van zuinigheid moest doen, om het met een slordige halve ton 's jaars vol te houden. En alles werd opgevoerd; alles werd duurder; de twee jongens. Frans en Henri, kostten bijna driedubbel zoveel als Otto hun gekost had; Emilie en Marianne — de ene al drie, de andere pas één jaar in de wereld — hadden veel hoger eisen in alles en alles dan Louise, die nu al zes jaar uitging, ooit had gehad; de studenten zouden dat jaar beiden in de maskerade meedoen; Emilie kreeg een uitzet, dat driemaal zoveel kostte als Bertha zelf indertijd van papa en mama Van Lowe gekregen had;