Naar inhoud springen

Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/93

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

de oudste zuster, had er een apart. Emilie was bezig waterverven van de wand te nemen.

— De kamer was zo gezellig! zei zij zacht en schoof de aquarellen samen.

Marianne begon plotseling te snikken. De kamer was geheel overhoop, omdat Emilie verzamelde wat het hare was en het behangselpapier kwam met vreemde, frisse onverschoten vierkante plekken te voorschijn.

— Waarom trouw je ook die akelige jongen! riep Marianne snikkende uit. Wij waren zo plezierig te zamen, wij leefden met elkaar... Als je trouwt heb ik niemand meer en kan het me niet schelen opnieuw mijn kamer te arrangeren.

Emilie had een vage blik van te staren in een vage toekomst.

— Kom Marianne — ik blijf in Den Haag...

— Neen, ik heb je al verloren! snikte Marianne driftig voort. Wat heb je in die jongen gezien, wat heb je in die jongen gezien?

Zij omhelsde haar zuster woest tegen zich aan en dwong:

— Zeg het dan... Wat heb je in die jongen gezien?

— In... Eduard? Ik hou van hem...

— Zo? zei Marianne. Is het dan dàt alleen maar... houen van een man... liefde...

Een meid kwam binnen.

— Freule, daar is een koffer uit Brussel... met uw japonnen. Mevrouw vraagt of die dadelijk naar boven kan worden gebracht, om geen rommel beneden te hebben.

— Ja, breng maar boven.

Marianne was zenuwachtig in een stoel gezonken, sloot de ogen. Zij was zeer zenuwachtig, terwijl Emilie vreemd kalm dozen, portretten, bibelots schikte bij elkaar.

— Emilie, zei Marianne gelaten; wat maak je een rommel!

— Wacht maar... ik neem alles weg.

— Ja juist... dat is het... alles gaat weg, alles gaat weg!

— Marianne, toe, hou je toch goed.

Twee meiden zeulden een koffer aan.

— Waar, freule?

— Laat maar op de gang.

Bertha kwam boven.

— Dadelijk uitpakken Emilie, ander kreukt het...

— Zou dat mijn bruidsjapon zijn?

— Ik denk het van wel...

— Dan maar op mijn bed.

— Neen hangen, in mijn garderobe...

De meiden openden de koffer; haalden dozen te voorschijn... Een derde meid kwam aan.

— Een kwitantie van Van der Laan, mevrouw.

— Marianne, daar is mijn sleutelmandje: betaal even... Zes-en-zestig gulden.