Naar inhoud springen

Pagina:Couperus, De boeken der kleine zielen (1901-1903).djvu/96

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— Ik wil wel even naar mama gaan...

— Ja, toe, wil u?

Constance ging. In het boudoir stond voor een grote spiegel Emilie in haar bruidsjapon. Het zware witte satijn verpletterde haar, stond haar hard en wreed, nu zij ongekapt was, er moe en bleek uitzag...

— Het lijf zit slecht... Het moet in Godsnaam terug naar Brussel, zei Bertha.

— Ellèndig! zei Emilie en het woord was bijna een vloek tussen haar lippen.

— Marianne, schrijf jij de brief er bij ... Ik zal er de spelden bijsteken.. Of neen ik zal liever zelf schrijven... Constance, zie toch eens!

— Het plooit hier, zei Constance. Maar het is niet erg... Durf je het niet hier laten veranderen?

— Daar betaal ik nu waarachtig... begon Bertha, maar zij hield zich in en zei niet hoeveel... En dan zit het nog slecht!

— Bertha, Francis zendt me naar je...

— Waarom?

— Er is een kleine moeilijkheid met de boeboer van Ottelientje.

— Ik kom, zei Bertha doodmoe.

De kamenier, de sleep van Emilie in de handen, volgde haar in de slaapkamer; Marianne en Constance bleven alleen. Constance zag, dat Marianne schreide.

— Wat is er, kind?

— O, tante...

— Wat is er?

— Is het leven heus waard, zo veel drukte en omslag te maken! Trouwen, je boel verhuizen, dansen, diners geven, soirées, japonnen bestellen, die slecht zitten en honderden kosten, ziek zijn, kinderen hebben, boeboer eten... tante is het heus alles de moeite waard?

— Kind, het is of ik Paul hoor!

— O, neen, ik heb Pauls welsprekendheid niet. Maar ik stik er in, het zit me tot hier en ik voel me dood-, dood-, dood-ongelukkig!

— Marianne!

Het jonge meisje, plotseling, barstte in een zenuwsnikken uit en wierp zich in de armen van Constance. Om haar heen was de kamer éen rommel, de deuren stonden open...

— Marianne, ik zal de deuren sluiten...

— Neen, tante, laat maar en blijf even bij mij! Ik kan niet meer, ik kan niet meer! Ik ben zo moe van die omslag, van die nodeloze drukte, van die soirée gisteren, van die tableaux-vivants, van die nijdigheden van Floortje, van die hatelijkheden van tante Adolfine, ik ben moe, moe van alles... Ik kan niet meer, tante... Ik hou zo veel van Emilie, altijd zijn we samen geweest, het was zo lief, zo gezellig... en nu, ineens,