Pagina:Couperus, Psyche (1898).pdf/103

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— Wil je ze niet eens zien? herhaalde hij verleidelijk.

— Waar? vroeg Psyche.

— Kijk... dáár! wees hij in de verte.

Op den heuvel zag Psyche gestalten, zwierend in woesten rondedans.

— Dat zijn de bacchanten! zei de Sater.

Psyche lachte.

— Wat dol dansen ze daar in het rond! riep ze uit. Zijn ze altijd zoo vroolijk?

— O, we dansen altijd, zei de Sater. In het bosch is het altijd pleizier. We spelen krijgertje met elkaâr, we drinken de druiven, en we dansen totdat de nacht valt.

— ...Psyche, Psyche! riep een stem.

Het was haar gemaal. De Sater vluchtte door het lisch heen en Psyche snelde terug.

Zij wierp zich in de armen van Eros, die haar vroeg, waar zij geweest was. En zonder hem te antwoorden, begon zij te weenen en verborg zich aan zijn borst.

— Wat is er, kleine Psyche? vroeg Eros. Heb je dan verdriet? Tusschen de rozen schreien de knaapjes, en aan de beek schreit de koningin? Is er dan treurigheid in mijn rijk? Voelt Psyche zich niet gelukkig?

Zij weende en haalde de schouders op, om