Pagina:Couperus, Psyche (1898).pdf/124

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

web, web over webbe, weefsel van spinnen met lijven dik en traag bewegende pooten...

Toen zag zij, dat Emeralda heerschte!

Toen voelde zij, dat Eros was dood!

Zij had hem vermoord!

O, hoe gloeiden haar leden, hoe blaakte haar ziel! O, de brandpijn van binnen, heel— binnen, die geen druivensap leschte, die geen dolle dans doofde, die de nimfen niet koelden, al goten zij alle haar urnen uit. O, die hel in haar ziel, om het onherstelbaar verwoeste, om den onherroepelijk vermoorde! O, dat leed, niet om haar, maar om hem; niet om zich, om een ander: dat berouw, die verschroeiende wroeging...!

Zij stortte in-een en snikte.

De bleeke zonneglans taande, dik— grauwe wolken dreven aan, een hagelbui kletterde neêr en smeet handenvol ijzige kralen...

Zij voelde een druk op haar schouders.

Zij zag op.

Het was de Sater, die haar met zijn fluit had gelokt, hier, op deze zelfde plaats.

— Psyche! sprak hij. Wat doe je hier, zoo ver van ons allen! De winter komt, Psyche; hoor bruisen de winden, voel kletteren den hagel: de laatste bladeren dwarrelen af...