Pagina:Couperus, Psyche (1898).pdf/179

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

mende, brieschende, blazende, trappelende, trekkende, met oogen rond en dol...

Even stond zij nog pal; fier, hoog, parelblank in heilig weten; toen sloegen de nijdige hoeven haar neêr en de rossen vertrappelden haar als een bloem. Emeralda's triomf rommelde ruischende over haar heen, met het gewarrel der snijdende wielen, en terwijl zij stierf, als een verpletterde lelie, vertrapt in haar eigen blankheid, heugde zij zich haar ouden vader, en hoe zij bij hem klom op zijn schoot, in zijn baard, voór zij slapen ging des avonds...

Zij stierf... maar terwijl zij vertrapt lag in de modder van menschenvleesch en bloed en de offerrozen regenden over haar lijk heen, onherkenbaar,

Herleefde zij zwevende op, en voelde zich aan, zoo licht en ijl, en was parelblanker dan ooit en naakt,

En voelde aan hare schouders teêr trillen twee nieuwe vleugels...!

Zij zweefde over haar eigen lijk heen in een wolk van gezweef, een nevel van geur, dien zij verder niet onderscheidde, zij zag, licht, blank en ijl, verwonderd naar haar vertrapte lichaam en lachte; vreemd en zuiver en kin-