Pagina:Couperus, Psyche (1898).pdf/178

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

sisten: IJDELHEID; de schimmen galden: IJDELHEID; en heel de klaagviool trilde:

IJDELHEID!

Begrijpt ge mij, Emeralda? IJdelheid was uw wenschen, want het mystiek Juweel, Alschenker van goddelijke Almacht is: IJDELHEID, en:... BESTAAT NIET.

Toen was het verschrikkelijk.

De Vorstin, levend idool, blaakte van woede, straalde van woede, en als een vlam opgloeide haar Hart.

Rondom haar, in offertooi, in feestkleedij, in zonneschijn en haar eigen schijn sidderde van angst haar rijk.

Een wreedheid schemerde door haar star gelaat, hare smaragden oogen puilden zoo wraakhard uit, als waren zij blind van hun eigen glans, en zij rukten aan hare tallooze teugels.

De rossen steigerden, de witte rozen regenden, het volk schreeuwde van jubel en doodsangst, en de zegekar ratelde aan. Pijlsnel donderde aan de triomf: over het volk, dat plaveide den weg in extaze en Psyche zag de razende paarden naderen, snuivende, schui-