Pagina:Couperus, Psyche (1898).pdf/38

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

en hovelingen schaarden zich om hem heen. Nu ruischte veel gekraak van satijn en van goud, en Emeralda trad binnen, de kroonprinses, Prinses van het Juweel, als haar titel luidde; pages voorop, lijfstaffieren, zijzelve schitterend van pracht in haar sleepkleed van zilversindaal; een kuras van smaragden omprangde haar boezem, een smaragden tiara omprangde haar slapen; de rossige goudene vlechten vielen drie bij drie, met smaragden doorweven, neêr langs haar gelaat, waaruit, koel smaragd, trotsch de oogen blikten, zielloos, ijskoud en verwaten. Hofdames beurden haar sleep. Een groot gevolg van hellebaardiers omstuwde hare juweelen majesteit, en langs haren weg bogen de sidderende hovelingen dieper nog dan voor den koning, omdat zij stervensbang voor haar waren.

Haar volgde Astra met slependen tred. Zij droeg een kleed van azuur met sterren bezaaid, een witten mantel vol starren, en haar levende star flonkerde hel in heur haar ravenzwart.

De wijzen des lands omstuwden haar: oude grijsaarden, in fluweelen tabbaarden, met zeer lange zilveren baarden, doffe oogen, en wijs toegeknepene lippen.

De beide prinsessen zetten zich rechts en links van den troon.