Pagina:Couperus, Psyche (1898).pdf/43

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Dat u mij zoekt het Hoogheilig Juweel, Juweel van Mysterie, waarvan de naam niet mag uitgesproken, edele Steen der Oppermacht. De legenden omtrent dit Juweel zijn talloos, onduidelijk en spreken elkander tegen. Maar het Juweel bestaat. Zegt mij, gij wijzen des lands, zegt mij, Astra, mijn zuster: bestaat het Juweel?

— Het bestaat, zeide Astra.

— Het bestaat, zeiden haar allen de wijzen na.

— Het bestaat! herhaalde Emeralda. Prins, ik durf u veel vragen, maar ik vraag U ook het hoogste, dat onze ziel en eerzucht denken kan. Vindt U mij schoon, heeft U mij lief, zoo zoek, en brengt U mij eens het Juweel, zoo word ik uwe vrouw en samen zullen wij zijn de allemachtigste vorsten der wereld.

De prins boog, onmerkbaar ironisch.

— Koninklijke Hoogheid van het Juweel, uw woord ademt den glans van uzelve en ik zal het overwegen. Uwe schoonheid is overblindend en met U eenmaal te heerschen over de vereenigde rijken van Verleden en Heden, lijkt mij inderdaad een goddelijk geluk toe...

— Want andere rijken bestaan er niet, vulde aan Emeralda.