Pagina:Couperus, Psyche (1898).pdf/44

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— Andere rijken bestaan er niet, herhaalde Astra, en de wijzen zeiden het na.

— Ja, murmelde zacht de koning. Er is een ander rijk...

— Welk rijk? vroegen zij allen.

— Het rijk van de Toekomst, sprak de koning heel zacht.

Emeralda lachte schamper. Astra zag medelijdend. De wijzen des lands keken elkander aan; de hovelingen schudden het hoofd.

— De koning wordt oud, fluisterde men.

— De geest van Zijne Majesteit is dikwijls aan het dwalen, mompelden de ministers.

— Onze Vorst heeft altijd veel fantasie gehad, zeiden de wijzen. Hij is een dichter...

Maar nu sprak de prins:

— En U, wijze Astra, koninklijke Hoogheid van de Star, zoudt U evenals Emeralda mij vergunnen te dingen naar uw hart en hand?

— Volgaarne, prins Eros! zeide Astra, met verren blik, met vage stem. Maar ik stel mijne voorwaarde, even goed als de kroonprinses. Wil U ze vernemen? Zoo luister. Zoo U kans ziet te verlengen mijn telescoop, te versterken mijne glazen van diamant, opdat ik door ze dringe tot aan de grens des heelals, tot aan het laatste zonnestelsel, tot in de Mystieke