Pagina:Couperus, Psyche (1898).pdf/45

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Roos, tot in de Godheid zelve, zoo word ik uwe vrouw en zullen wij samen zijn de machtigsten ter wereld, omdat wij dàn zijn: alwetend. Want het heelal is begrensd...

— Het heelal is begrensd, zeiden haar na de wijzen.

— Eindeloos is het heelal, murmelde zacht de koning.

Men glimlachte en schudde het hoofd.

— De koning wordt hél oud, herhaalde men overal.

— De koning zal spoedig sterven, voorspelden zacht de wijzen. Als een grijsaard zonder rede spreekt, gaat hij spoedig sterven...

— Koninklijke Hoogheid van de Star, sprak de prins. Ook uw, van wijsheid glanzend, woord overweeg ik in mijn brein. Want het moet waarlijk wel de grótste macht zijn: alwetend te zijn. Maar Uwe Majesteit heeft nog een derde prinses? Waar is zij?

— Zij is hier, zeide ke koning. Zij is de Prinses van de Naaktheid met de Wieken. Maar zij is nog een kind, prins...

Psyche bloosde en boog.

De prins zag haar lang aan.

Toen zeide hij zacht tot haar:

— Uwe Hoogheid heet Psyche? Zij draagt