Pagina:Couperus, Psyche (1898).pdf/59

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Daar, in het diepste gewelf, zetten zij den schrijn naast den schrijn van des konings vader, en zij baden, geknield, er om heen. De lage Romaansche gewelven weken terug in ondoordringbare duisternis. Zij zongen en zij baden den heelen langen dag, en Psyche was heel moê, en terwijl zij knielde neêr, met knietjes stijf, viel zij in sluimering tegen den schrijn aan van haar vader. Hare laatste gedachte was geweest te omhelzen voor het laatst zijn dierbare oude gelaat, maar zij voelde slechts het goudsmeê-werk en haar voorhoofdje deed zich pijn aan de groote ronde juweelen, die er waren ingevat...

Toen sliep zij in...

En toen het hof gebeden had, en men langzaam de trappen weêr opsteeg, om boven te huldigen Emeralda als koningin van het Rijk van Verleden, vergaten zij alle Psyche.

Zij sliep heel lang...

En toen zij wakker werd, wist zij eerst niet, waar zij was.

Toen bespeurde zij den schrijn bij het licht van de lange flambouwen.

Toen zag zij door het kristal heen van den sarcofaag het doode gelaat van den koning. Zij drukte een kus op het glas.