Pagina:Couperus, Psyche (1898).pdf/78

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Hij stond op en naderde nog dichter, en nu herkende zij hem. Hij was prins Eros, de koning van het Heden.

— Ik ken je wel, sprak Psyche. Je bent prins Eros, die trouwen zoû met Emeralda, of met Astra.

Hij glimlachte en zij vroeg:

— Hoe kom je hier in de eenzaamheid? Zoek je hier het Juweel, of het Glas, dat vergroot?

Hij glimlachte en schudde het hoofd.

— Neen, Psyche, sprak hij zacht. Nooit heb ik gezocht naar het Juweel, en nooit naar het Glas. Maar zeg mij eerst: waarom ben je hier, en slaap je bij de sfinx?

Zij zeide het hem. Zij sprak van haar vader, die dood was, van den goudblonden Chimera, van de purperen woestijn en van den smartvollen nacht. Zij sprak hem van hare tranen.

— Ik heb ze gevolgd, o Psyche, antwoordde hij. Ik kom, sedert ik je heb gezien voor den troon van je vader, — dag onvergetelijk! — iederen morgen hier. Ik verlaat iederen morgen mijn tuin van het Heden, om te vragen aan de ontzaglijke sfinx, oplossing van mijn raadsel.

— Welk raadsel, prins Eros?