Pagina:Couperus, Psyche (1898).pdf/94

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

git en goud. In den kroesbaard lachten de lippen, en de puntige tanden schitterden wit: de puntige ooren spitsten zich.

Nu was geheel zichtbaar tegen de lucht het donker gelaat; de schouders verrezen, bruin en naakt, en twee bruine handen met vingers slank, beurden aan de lippen een fluit van korte en lange rietjes. Het fluitje schalde een fanfaretje, een marsch van heel vlugge toontjes. Toen zweeg het weêr stil en de goudgitten oogen gluurden. Psyche verroerde zich in haar slaap. Daar klonk weêr het fluitje, en Psyche opende de oogen. Verbaasd hoorde zij naar de gamma's der rietjes, die zij nog nooit zo gehoord had, geestig en speelsch, vlug en guitig. Zij richtte zich op haar arm, zij zocht met de oogen...

Zij schrikte. Daar aan de kim, als een donkere zon, zag zij het bruine gelaat, en de lippen in kroesbaard bliezen de rietjes, kort en lang.

Psyche schrikte en zag bevende uit. Toen zweeg weêr het fluitje en guitig knikte het hoofd haar een groet toe. Psyche ontstelde, zij wekte de knaapjes, zij vluchtte van daar: uit den koepel trad Eros haar tegen.

Zij wilde eerst spreken, maar hij kuste haar, en, waarom wist zij niet, zij sprak niet. Toen