Pagina:Couperus, Psyche (1898).pdf/98

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

hier niet komen. Wij hebben hier den leeuwerik en den nachtegaal, en mijn gemaal zingt bij de lier.

— Dat is klassieke muziek! zei de Sater.

— Ik weet niet wat je bedoelt met klassieke muziek. Maar je mag hier niet komen en fluiten, en mij storen in mijn middagsluimering. Als mijn gemaal dat wist, zoû hij heel boos zijn, en je laten verscheuren door twee blazende griffioenen.

— Daar ben ik niet bang voor, zeide de Sater. Ik tem wel panthers, en die zijn veel gevaarlijker.

— Ik heb medelijden met je gehad, ging Psyche gestreng voort, en zich oprichtende in haar koninginne— waardigheidje; en er nog niets van gezegd aan den koning. Maar als je morgen weêr komt, dan zeg ik het.

— Dàt zal je wel laten! zei de Sater brutaal.

— Je bent een ongemanierde jongen! sprak Psyche, boos en beledigd. Zoo praat je niet tegen een vorstin! Ik moest me ook niet verwaardigen met je te spreken. Ik kan wel zien, dat je niet weet, hoe men zich aan een hof gedraagt, en dat je uit het bosch komt. En je bent leelijk ook, met je harige pooten en je staart.