Naar inhoud springen

Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/121

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
met een opgeruimd gemoed
brengen we u den welkomstgroet!
Bode van Gods rijksten zegen!
galme u ’t dankbaar loflied tegen,
dat het kinderharte slaakt
aan den God, die voor hen waakt!

2.

Morgenzon, wier gouden stralen
onze zangen blij onthalen!
op uw goddelijke gezicht
wordt dees donkre aardbol licht.
Zoo ontleent al ’t heil der aarde
van dien God geheel zijn waarde,
wien ons hart zijn loflied slaakt,
van den God, die voor ons waakt!

3.

Hem, wiens weldaân ons omringen,
Hem te danken, Hem te zingen,
is een zaligheid op aard,
meer dan al haar schatten waard!
Wat, wat zou ons staan te vreezen,
welk een lot beklaaglijk wezen,
als ons hart zijn loflied slaak
aan den God, die voor ons waakt?

4.

Goedertieren Alvermogen!
zoo ons zwak, maar hartlijk pogen
aan uw vaderhart behaagt,
ziet dees dag ons onversaagd!
Ja, wy treên vrijmoedig nader,
in Uw naam, Almachtig Vader!
daar ons hart zijn loflied slaakt
aan den God, die voor ons waakt?




TUSSCHENZANG.
1.

Voor ons waken Vaderoogen
     uit den Hoogen!
         God,