Deze pagina is proefgelezen
DE REI.
O vertoef
een wijl! 'k Voel Iöos klacht geheel mijn borst doordringen!
Ach! mochten wy den loop dier lotverwisselingen,
wier storm haar voor ons voert, vernemen uit haar mond,
voor dat uw godspraak hier des hemels wil verkond'
een wijl! 'k Voel Iöos klacht geheel mijn borst doordringen!
Ach! mochten wy den loop dier lotverwisselingen,
wier storm haar voor ons voert, vernemen uit haar mond,
voor dat uw godspraak hier des hemels wil verkond'
PROMETHEUS.
Ontvouw ons, droeve Nimf! door wat gebeurtenissen
gy 't vaderlijk gebied sints reeds zoo lang moet missen?
Gy hebt de zusteren van Inachus gehoord!
Verstoot haar bede niet, zy sproot uit deernis voort.
Een deernistraan geeft lucht aan 't teêrgevoelig harte:
't verwekken van dien traan verlicht de zwaarste smarte!
gy 't vaderlijk gebied sints reeds zoo lang moet missen?
Gy hebt de zusteren van Inachus gehoord!
Verstoot haar bede niet, zy sproot uit deernis voort.
Een deernistraan geeft lucht aan 't teêrgevoelig harte:
't verwekken van dien traan verlicht de zwaarste smarte!
IÖ.
'k Gevoel in my geen kracht uw reednen te weerstaan;
't verhaal dat gy my vergt vang 'k zonder dralen aan.
Maar ach! mijn voorhoofd wordt van droefheid overtogen
en schaamte, dat ik dus my toone voor uwe oogen;
en 'k bloos, schoon schuldeloos, om 't geen my zoo ver bracht.
De kindschheid pas ontgroeid, ontwaarde ik nacht op nacht
een wondre, zachte stem, dus fluistrende in mijn ooren:
„Gelukkige, waartoe het heillot u beschoren
„ontweken? Jupiter verlangt u tot zijn bruid!
„Hy brandt van min voor u; gy, Iö, vlied van uit
„uws vaders watergrot naar Lernaas breede weiden!
„De koning van d'Olymp zal daar uw komst verbeiden.”
'k Bepeinsde heel den dag het wonder van den nacht,
onzeekrer ieder stond, hoe meer ik 't overdacht.
Was ik door de ijdelheid eens vluggen drooms bedrogen?
of daalde wezenlijk een stem van uit den hoogen,
den wil verkondigend van Jupiter ? In 't end
maakte ik mijn droeven staat aan Inachus bekend.
De grijzaart hoorde en schrikte. Een menigte van boden
verspreidde zich alom om 't antwoord van de goden
uit Pythoos heiligdom en 't Dodoneesche bosch
te lokken. Doch vergeefs. De taal des zonnegods
bleef duister en verward, en de eikenboomen zwegen;
tot we eindelijk op eens 't verplettrend antwoord kregen,
't verhaal dat gy my vergt vang 'k zonder dralen aan.
Maar ach! mijn voorhoofd wordt van droefheid overtogen
en schaamte, dat ik dus my toone voor uwe oogen;
en 'k bloos, schoon schuldeloos, om 't geen my zoo ver bracht.
De kindschheid pas ontgroeid, ontwaarde ik nacht op nacht
een wondre, zachte stem, dus fluistrende in mijn ooren:
„Gelukkige, waartoe het heillot u beschoren
„ontweken? Jupiter verlangt u tot zijn bruid!
„Hy brandt van min voor u; gy, Iö, vlied van uit
„uws vaders watergrot naar Lernaas breede weiden!
„De koning van d'Olymp zal daar uw komst verbeiden.”
'k Bepeinsde heel den dag het wonder van den nacht,
onzeekrer ieder stond, hoe meer ik 't overdacht.
Was ik door de ijdelheid eens vluggen drooms bedrogen?
of daalde wezenlijk een stem van uit den hoogen,
den wil verkondigend van Jupiter ? In 't end
maakte ik mijn droeven staat aan Inachus bekend.
De grijzaart hoorde en schrikte. Een menigte van boden
verspreidde zich alom om 't antwoord van de goden
uit Pythoos heiligdom en 't Dodoneesche bosch
te lokken. Doch vergeefs. De taal des zonnegods
bleef duister en verward, en de eikenboomen zwegen;
tot we eindelijk op eens 't verplettrend antwoord kregen,