Naar inhoud springen

Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/151

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
maar tuigen mannenmoord, gepleegd door vrouwenhanden.
Slechts ééne, ééne enkle maagd ontziet haar echtgenoot,
en toont zich vrouw, en waard haar afkomst uit uw schoot.
Met haar geredden gâ zal ze Argos rijkskroon dragen,
en hy, wiens heldendeugd heel 't aardrijk zal gewagen,
dat hy verlossen moet van monsters zonder tal,
die me uit een foltering van eeuwen redden zal,
moet spruiten uit dit bloed. Ziedaar den wil der goden,
en 't geen ik melden mag; en meer is my verboden!

IÖ.

  Gezegend tijdstip, spoed, spoed aan!....
   Maar wat bedriegelijke waan
gelogenstraft door de angst, waarvan 'k my voel bespringen!
   Neen! zelfs in d'afgrond van het graf
   hoop ik geen eind aan dees mijn straf!
  Verheugt, verheugt u, hemelingen,
   in 't geen onschuldige Iö lijdt,
  en gy vooral, neem wraak, onzaalge minnenijd!
   'k Bezwijk niet, neen! noch ben bestemd te sterven!
    Ik ben bestemd van smart tot smart,
   van foltering in foltering te zwerven,
  en enkel wanhoop is de toevlucht van mijn hart !

(Zy vertrekt.)

DE REI. — KEER.

    Met recht, o sterveling! met recht
    schuwt gy een ongelijken echt !
  De liefde stort in onafzienbre rampen,
  als zy verbinden wil hetgeen het noodlot scheidt.
Ge erkent u machteloos om tegen dit te kampen,
  en wien by u zijn gunst een troon heeft toegezeid ,
slaat op geen herdersmaagd een blik van tederheid !

TEGENKEER.

    Rampzalige Io, ach! uw lot
    sproot uit de liefde van een god!
   Wie dacht haar ooit gedoemd tot zulk een lijden,
om wie der goden Vorst verliefde zuchten slaakt?
En wie, wie zou haar thands die hooge gunst benijden,
daar Junoos minnenijd zoo vreeslijk om haar waakt,
en voor de onnoozle maagd een hel van de aarde maakt!