Naar inhoud springen

Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/169

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
dien ze uit het graf herroept en ons aanbidden doet,
kent haar de zege toe! Zy vlechten hun laurieren,
stemt gy het meê, in één om Clioos kruin te sieren!
     Maar nee! een andre toon ontstaat!
    Euterpe roert de gouden snaren!
    Daar treedt zy voor met losse haren,
   de Godheid in het oog, die door haar spreken gaat!
    Zy zingt! Het aardrijk is verdwenen!
   ’t Verleden en de toekomst smelt in éénen!
  De hemel opent zich voor ’t menschdom. ’t Is te veel!
     Geen stervling viel de kracht ten deel,
    haar stouten hemelvaart te teugelen,
    of ’t spoor te volgen van haar vleugelen!
     De ziel verliest zich in die vlucht,
  erkent haar machtloosheid, en stort in lager lucht!

Gy zijt het, Melpomeen! de kroon past op uw haren!
     U zij het dichterlijk gebied!
   u, die den gloed der lierzang weet te paren
     aan ’t grootsch geluid van ’t heldenlied!
    O! weigert gy niet aan deze oorden
     dien toon, der hooge heemlen lust?
    O! tokkelt ge die zilvren koorden,
     waar op der heemlen waarheid rust?……
    Ge ontrukt, ge ontrukt ons aan ons-zelven!
    Gy voert ons tot de stargewelven,
tot voor dat licht, waar meê Gods Almacht zich omhult.
    Gy kent, en gy verkondt die wegen,
    waar door Zijn vonnis of Zijn zegen
     zich in dit jammerdal vervult!

  Maar hoe? wat bloed-, wat treur-, wat schriktooneelen:
     Meestres van ’t diep geschokte hart,
     die door het knijpen zelfs der smart
    de ziel te boeien weet, te streelen!
     Wat ijslijkheden voert ge ons aan?
    Hier broeders, heet op ’t bloed van broeders,
    daar aan zich zelve ontvallen moeders,
die aan haar eigen kroost verwoede handen slaan!
    Hier vorsten, by den troon geboren,