Naar inhoud springen

Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/18

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
met open oog en mond hem 't nut van 't zamenleven
hoort zingen, en gedwee zich laat de wetten geven
Een man dus door welluidend dicht den woesten mensch beschaafd.

De dichter schildert ons wat andren verhalen.
Als Maro en Homeer het bloedig strijden malen,
zie 'k vonken springen uit het bliksemende zwaard:
ik hoor 't geschreeuw van hen die neêgestort ter aard'
den overwinnaar om het leven needrig smeeken;
ik hoor het moordend staal en helm en harnas breken.

Mijn Zangnimf, 't is genoeg Onmachtig is mijn toon,
het nut der poëzy en haar verrukkend schoon
en onweerstaanbre kracht in sierlijk dicht te zingen.
Laat hen, die Phebus mint, naar dezen lauwer dingen:
en druk mijn warm gevoel in zwakke verzen uit.

1812




DE VERLOSSING VAN NEDERLAND



Als ’t aardrijk weêr begint te bloeien,
als ’t land zicht dekt met geurig groen,
de stroomen onverhinderd vloeien,
na ’s harden winters hevig woên;
als blad en bloem de sneeuw vervangen,
een Zefir d’ onbetoombren storm,
dan kinken Philomeles zangen,
de mensch herleeft de kleinste worm,

Zoo grijp ik ook, schoon dicht’ren zingen,
het speeltuig in de zwakke hand;
ook ik, ik wil de cither dwingen
voor ’t vrij geworden Vaderland.