Deze pagina is proefgelezen
Nu zing ik van de kracht der min,
het zoet der huwlijkstrouw,
nu zing ’k het hoogste heil den mans,
de weêrmin van een vrouw!
’k Verhef in gloeiend maatgezang
den lof van ’t godlijk kind,
dat aarde en hemelen bezielt,
en goden-zelf verwint.
den lof van ’t godlijk kind,
dat aarde en hemelen bezielt,
en goden-zelf verwint.
Ik voer die gouden dagen weêr
van uit der eeuwen nacht,
toen Pluto zelf zich onder wierp
aan Liefdes oppermacht.
van uit der eeuwen nacht,
toen Pluto zelf zich onder wierp
aan Liefdes oppermacht.
Ik zing de hemelschoone maagd
van Ennaas bloeiend veld,
ten troon van ’t schimmenrijk gevoerd
door ’t wenschelijkst geweld.
van Ennaas bloeiend veld,
ten troon van ’t schimmenrijk gevoerd
door ’t wenschelijkst geweld.
Maar nu vervangt een ander lied
het zachte lied der min.
Ik stel in hoog gestemden toon
den lof der goden in!
het zachte lied der min.
Ik stel in hoog gestemden toon
den lof der goden in!
Den lof der goden hef ik aan
van hemel hel en zee,
bedeelers van der menschen lot,
gevoelig aan hun wee.
van hemel hel en zee,
bedeelers van der menschen lot,
gevoelig aan hun wee.
Groot en aanbidlijk is hun hand,
als zy kastijdt voor ’t kwaad:
maar de eigen hand herstelt ook vaak
de wonden die zy slaat.
als zy kastijdt voor ’t kwaad:
maar de eigen hand herstelt ook vaak
de wonden die zy slaat.
En met een tweeden overgang
tot teedrer melody,
begint mijn stem het droef verhaal
der rampspoed die ik lij’.
tot teedrer melody,
begint mijn stem het droef verhaal
der rampspoed die ik lij’.
Ik maal dat meer dan menschelijk heil,
helaas! zoo ras verbeurd.
Ik maal de aanminnigheén der gâ,
my van het hart gescheurd.
helaas! zoo ras verbeurd.
Ik maal de aanminnigheén der gâ,
my van het hart gescheurd.