Deze pagina is proefgelezen
„diep lag ’t vernederd in de ketens die het knelden.
„door een gevloekt tiran, Europes schrik, verdrukt.
„Diep lag het Hollandsch volk, die lag ’t in stof gebukt.
„De Godheid hoorde in ’t eind, ons hartverscheurend weenen;
„zy wenkt…… de vrijheidszon, zoo lang voor ons verdwenen,
„schiet ons haar stralen weêr. Ja Neêrland! gy zijt vrij!
„Gee vreemde hand alleen verbrak uw slavernij.
„Welaan dan! kondt ge zelf uw ketens helpen breken,
„gy kunt dan ook uw ramp, op Frankrijks dwingland wreken.
„Zie ons ten strijdt gereed! wiens hart staat niet in brand?
„Wie offert zich niet op aan ’t heilig Vaderland?
„O Goddelijke kracht van haat tot slavernije,
„zie hoe de Spanjaard zich ’t geweld der dwinglandije
„onttrok, en brandend voor zijn vrijheid en zijn Vorst
„der Gallen legermacht met moed verwachten dorst.
„Hy ziet zijn vruchtbaar land door ’t oorlogsvuur vernielen,
„maar voelt met nieuwen moed zijn eedle borst bezielen,
en zweert dat eer de vlam zijn land verteren zal,
„eer hy zich onderwerp’ aan den gehaten Gal.
„Het was in Nederland, (helaas! in andre dagen,
„toen ’t heir van trotschen Flips uit Holland werd verslagen,)
„dat de Iber ondervond hoe alles zwichten moet,
als vrijheidsmin een volk het zwaard aanvaarden doet.
„Heeft hy dan uit zijn land den wreevlen Gal verdreven.
„en zou het Nederlandsch volk voor ’s dwinglands benden beven?
„Wy vliegen dan ten strijd en vreezen geen gevaar
„voor ’t dierbaar Vaderland: gy teedre vrouwenschaar.
„die ons het leven schonkt! o stort ons geen tranen;
„wy scharen ons vol moed om vaderlandsche vanen;
„de zege volgt het recht: wy keeren winnaars weêr:
„de dwingeland en zijn rot valt voor ons zwaard ter neêr.
„Of doet een droevig lot ons ’t leven strijdend derven
„denkt dan hoe schoon het is voor ’t Vaderland te sterven!
„Dus werd het voorgeslacht van Spanjes dwang bevrijd
„Na tachtig jaren krijg. Dus zag, in later tijd,
„der Gaulen Vorst, die tot dees landen was gedrongen,
„zich overwonnen tot vernedering gedwongen.
„Oranje! aan uw geslacht zij Hollands dankbaarheid!
„t Was Eerste WILLEM, door wiens moed en wijs beleid
„de Nederlander op zijn beulen triumfeerde,
„door een gevloekt tiran, Europes schrik, verdrukt.
„Diep lag het Hollandsch volk, die lag ’t in stof gebukt.
„De Godheid hoorde in ’t eind, ons hartverscheurend weenen;
„zy wenkt…… de vrijheidszon, zoo lang voor ons verdwenen,
„schiet ons haar stralen weêr. Ja Neêrland! gy zijt vrij!
„Gee vreemde hand alleen verbrak uw slavernij.
„Welaan dan! kondt ge zelf uw ketens helpen breken,
„gy kunt dan ook uw ramp, op Frankrijks dwingland wreken.
„Zie ons ten strijdt gereed! wiens hart staat niet in brand?
„Wie offert zich niet op aan ’t heilig Vaderland?
„O Goddelijke kracht van haat tot slavernije,
„zie hoe de Spanjaard zich ’t geweld der dwinglandije
„onttrok, en brandend voor zijn vrijheid en zijn Vorst
„der Gallen legermacht met moed verwachten dorst.
„Hy ziet zijn vruchtbaar land door ’t oorlogsvuur vernielen,
„maar voelt met nieuwen moed zijn eedle borst bezielen,
en zweert dat eer de vlam zijn land verteren zal,
„eer hy zich onderwerp’ aan den gehaten Gal.
„Het was in Nederland, (helaas! in andre dagen,
„toen ’t heir van trotschen Flips uit Holland werd verslagen,)
„dat de Iber ondervond hoe alles zwichten moet,
als vrijheidsmin een volk het zwaard aanvaarden doet.
„Heeft hy dan uit zijn land den wreevlen Gal verdreven.
„en zou het Nederlandsch volk voor ’s dwinglands benden beven?
„Wy vliegen dan ten strijd en vreezen geen gevaar
„voor ’t dierbaar Vaderland: gy teedre vrouwenschaar.
„die ons het leven schonkt! o stort ons geen tranen;
„wy scharen ons vol moed om vaderlandsche vanen;
„de zege volgt het recht: wy keeren winnaars weêr:
„de dwingeland en zijn rot valt voor ons zwaard ter neêr.
„Of doet een droevig lot ons ’t leven strijdend derven
„denkt dan hoe schoon het is voor ’t Vaderland te sterven!
„Dus werd het voorgeslacht van Spanjes dwang bevrijd
„Na tachtig jaren krijg. Dus zag, in later tijd,
„der Gaulen Vorst, die tot dees landen was gedrongen,
„zich overwonnen tot vernedering gedwongen.
„Oranje! aan uw geslacht zij Hollands dankbaarheid!
„t Was Eerste WILLEM, door wiens moed en wijs beleid
„de Nederlander op zijn beulen triumfeerde,