Naar inhoud springen

Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/266

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
Het aardrijk, waar en West en Oost, en Noord, en Zuiden
twee menschenstemmen slechts zich by de wangeluiden
der dieren, hemelwaart verheffen hoorden, moest
zich éénmaal zien versierd met een gezegende oegst
van wezens, naar den aart, in man en vrouw gescheiden
als Adam en zijn gâ, en voortgebracht door beiden;
bezield door zijnen geest, gevormd in haren schoot:
van menschen, wel in ’t eind (verkochten aan den dood!)
’t van de aarde ontfangen stof aan de aarde werdergevend,
maar in hun kroost op nieuw vermenigvuldigd levend!

Dien zegen wachten zy, die was hun toegezegd!
Maar ach! een nieuwe vloek ook daarby opgelegd!
Des menschen kroost moet zich den weg des levens banen,
ach! door de foltring van een moeder! kreten, tranen,
zijn welkomstgroete zijn by d’ intreê van deze aard;
en hy, tot wee en smart, met wee en smart gebaard!

Dit tijdstip was nu daar voor Eva! Uit den hoogen
zag ’t Englendom, dat steeds met medelijdende oogen
ons lot volgt, voor het eerst het rijp gedragen wicht
zich storten in den stroom van ’t scheemrend levenslicht!
„God heeft aan de aard door my een tweeden man geschonken!”
riep Eva tot haar kind, van moedervreugde dronken.
En Caïn werd zijn naam. Maar Adam heft zijn zoon
om hoog, als stelde hy ’t heelal zijn heil ten toon!
Maar — siddert op ’t gezicht der kinderlijke trekken;
en, hemel waar hy blind voor ’t geen zy hem ontdekken,
blind voor de toekomst van dat kind, op wiens gelaat,
hoe onontwikkeld nog, eene inborst zich verraadt
van woest- en dierlijkheid, op ruwe lichaamskrachten
gevestigd! „O mijn God! ik dorst te veel verwachten!”
riep Adam op zijn beurt. „’k Dorst hopen dat dit Kroost
„zijn’ Oudren in hun straf mocht strekken tot een troost!
„Dat mooglijk nog ons bloed, in onschuld weêr geboren,
„uw zegen erven mocht, door onze schuld verloren!
„Iets anders spellen my dees trekken, en ’t heeal
„ziet Adam in hun weêr, maar Adam na zijn val!
„Vergeef me, o God! mijn hoop en alt te stout betrouwen!
„Maar ook dees traan van smart, die ik niet kan weêrhouden!”