Naar inhoud springen

Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/289

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
der wereldzielen, die naar Uw bestiering handelen,
in al zijn omvang, al zijn kronkelingen, al
de Wijs- en Éénheid, die 't bezielen, als kristal
doorzichtig, ons den God, uit wien het is, doen kennen!
Op eindloos sneller nog dan Cherubynenpennen
spoed aan, volzalig uur, en voer ons op tot God!
Ontdoe ons van ons-zelf! Versmelt ons in genot!
Laat ons bewustzijn-zelf in dat genot verzinken!
Wy waken weder op by 't Hallelujahklinken!



En thands, nu onze ziel, nog balling uit Gods hof,
en vastgekerkerd in de duisternis van 't stof,
haar oorsprong niet meer kent, in 't straf- en schandverduren
verhard, of, voelt zy zich, vergeefs die ijzren muren
poogt weg te breken, in wier engte haar de hand
des noodlots houdt vervreemd van de Englen, haar verwant:
o! laat een enkle straal, gedrongen door de reten
van 't sombere gewelf, haar somtijds nog doen weten,
wat oogen Gy haar schiept, om meer dan zonnen aan
te blikken, als het uur der slaking eens zal slaan!
En laat nog soms een bode, uw diamanten zalen
verlatend voor een wijl, tot dees woestijnen dalen,
en brengen ons bericht van 't dierbaar Vaderland,
en leeren 't droef geslacht, dat Ge uit Uw bijzijn bant,
het boetende geslacht van Adam, den gevallen,
wie Hy is, die een koor van millioenentallen,
door eeuw en eeuwen heen, bewierookt, lief heeft, looft:
de Schepper van 't Heelal, der schepslen Heer en Hoofd!



Die straal van licht breekt door! Die bode is afgezonden! —
Aanschouwt de hemelen! De hemelen verkonden
de glorie van hun God, wiens troon geen hemel vat.
Wie houdt het blaauw gewelf, met vonken overspat
van oogverrukkend goud, te rug van in te horten?
Of wie zijn werelden van plettren saâm te storten?
Hy zendt zijn geesten uit, in vleugelen gehuld
van ethervlam. Want heel de schepping is vervuld
van dienstdoende Englen, die, ontelbaar en verscheiden,