Naar inhoud springen

Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/471

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
des Afgronda ingewanden koken,
verbeidende het oogenblik,
als van Zijn heiligen omgeven,
die Zijn bazuin herroept in ’t leven,
de groote Koning komen zal,
om voor der eeuwen eeuwigheden
den kop der Helslang plat te treden,
by ’t hemelsche triumfgeschal?

Uit Patmos hoordet gy ze schtateren,
de Hallelujahs voor Gods troon,
gelijk een stemme veler wateren
lof ruischend dern gezalfden Zoon!
„De Koninkrijken en de Machten
„zijn voor altoos aan den Geslachten,
„wien heelt het schepslendom aanbidt!
„De laatste hoogten zijn gevallen!
„en met Zijn duizend-duizendtallen
„neemt Hy de wereld in bezit!”

Looft Hem, gy Natiën te zamen,
op een van God gelouterde aard!
Looft Hem, gy Volken aller namen,
tot Jesses heilbanier vergaârd!
En gy! sints twintig eeuwen zwervers,
eens weêr beloftenisbeërvers!
naar Davids troon! naar Davids Heer! —
Van uit dat hart, door ons verbroken,
van uit die zij’, door ons doorstoken,
stroomt Zijn vergeving op ons neêr!

Brengt aan dien Koning op uw knieën,
o Koningen! uw heerlijkheid!
Zij voor Zijn voetbank, o Genieën!
uw schatting needrig neêrgeleid!
Gy wetenschappen en gy Kunsten!
gy krachten, machten, gaven, gunsten,
door d’ Adem Gods in ons verwekt!
weg met de dienst der heiligschennis;
gy hoort den Goël toe, wiens kennis
eerlang het aardrijk overdekt!