Naar inhoud springen

Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/472

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen


Gy, o vooral! gy Harpenaren,
die de aandrift voelt tot hooger lof!
voor uwe aan God gewijde scharen
wat ongelijkbre zingensstof!
Laat — wat de wentelende jaren
van worstelingen of gevaren,
van dreiging of verleiding baren, —
trots Eeuwgeest en Algodendom, —
laat met de galmen van uw snaren
het wachtwoord van Gods Geest zich paren,
en lovende ten hemel varen:
„kom, Koning JESUS! kom, ja kom!”




AAN Ds. J. J. W. VAN STAVEREN,
MET EEN BOUILLONKOP,
UIT NAAM VAN EENE ZUSTER UIT ISRAEL, TER GELEGENHEID VAN HAREN DOOP.


De Dochters Abrahams, van heilvreugd opgetogen
om ’t zegel, op haar hoofd in ’s Goëls naam gedrukt,
biedt uit een dankbaar hart, schoon uit gering vermogen
een pand van haar gevoel, zwak maar onopgesmukt.
Drink, Vaderlijke Vriend! aan dezen dag gedenkend,
drink uit dees aardschen kop gezondheidskrachten in. —
Uit veel verheevner bron, genadekrachten schenkend,
stroomt leven in uw ziel, en zaalge hemelzin.
De Heiland, die u roept Zijn lammeren te hoeden,
wien eindloos toekomt eer, aanbidding, lof en dank,
wil met Zich-zelf de ziel van Zijn getrouwen voeden;
Zijn vleesch is hemelbrood, Zijn bloed is levensdrank.




AAN MIJNE DIERBARE EGADE,
OP HAREN VERJAARDAG
eenige dagen na den doop onzer jongstgeborene.


Neen! ik bied u goud noch paerlen, of wat kostbaarst vloeien mag
uit de schatten dezer aarde voor een feestelijken dag.
Neen! uw keus is niet de weelde van een rijk bewerkt geschenk,
of wat uitgezochte gaven 't blij verjarend hart bedenk'!
Met een toongalm mijner snaren, met een uitgestorte beê,
uit de diepte mijner liefde, houdt zich de uwe wel te vreê;
en daar is, daar is tot zingen in erkentnisvollen lof,