Naar inhoud springen

Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/560

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

DE LEEUW UIT JUDA.
KRUISLIED.



O Hoofd, om ’s werelds zonden
met bloed en zweet gesprengd!
Hoofd, overdekt van wonden,
die U een spotkroon brengt!
Om onze schuld gebonden,
aan ’t kruis geofferd Lam!
hoe zeit ge ook daar bevonden!
de Leeuw uit Koningsstam!

Hoe blonk, by al die smarten,
by al dien smaad en spot,
by ’t breken zelfs Uws harten,
en ’t verr’zijn van uw God, [1]
Uw zalving en Uw krooning,
Uw hoogheid en Uw eer,
als Gods verloren Koning,
als aller schepslen Heer!

In diepten neergezonken
van waatren zonder grond,
aan ’t vloekhout vastgeklonken —
dáár heeft Uw bleeke mond
van Gods heropend Eden
vrijmachtelijk beschikt,
en Uw: „Voorwaar, nog heden!"
des boetlings ziel verkwikt. [2]

O Liefde zonder gade,
die, daar Gy ’t al volbrengt, [3]
den moordenaar genade,
den vriend Uw moeder schenkt! [4]
Die, waar ze Uw lippen laven
met snerpend edikvocht,
des Geestes levensgaven
voor Uwe haters zocht! [5]

  1. Matth. XXVII:46
  2. Luc. XXIII: 40
  3. Joh. XIX: 30
  4. Joh. XIX: 26, 27
  5. Joh. XIX: 28