Naar inhoud springen

Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/644

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
„En in de schaduw van dien schepter, zoo ontzettend,
„voor ’t wangedrocht des tijds, zoo dreigend, zoo verplettend,
„verdiensten, koninklijk erkend, — eens Keizers gunst
„verzekerd aan ’t belang van Wetenschap en Kunst; —
„Siberiës woestijn, met al zijn koude en kommer,
„en waar de schoonste naam zich oplost in een nommer,
„ten hel gesteld (o ja!) voor wie met wenk of woord
„de wet schendt des gezags, de rust des rijks verstoort;-
„maar, waar zich verder ’t oog des onderzoekers wende,
„beschaving, vordrend en bevorderd, — voor de ellende
van allen, ’t meêlij van een Vaderlijke macht, —
„een Staatkunst, die niet licht der zwakken recht verkracht,
„maar rustig, waardig en rechtvaardig, in ’t Verleden
„haar vasten waarborg heeft voor ’t glorierijke Heden,
„ja voor een toekomst van nog grooter heerlijkheid,
„die ’t rijk van Peter, ’t huis van Nicolaas, verbeidt! —
„Dat de aarde, zoo zy hijgt naar vrede en heil en orde,
„òf Ruslands evenbeeld of òf Ruslands erfdeel worde!”

Een stem op nieuw, de stem, in Neêrland wel bekend,
dier wijsheid die de paân van ’t midden houdt: „Hoe ’t end
„uit zoo veel streven ons beschoren, Anarchisme?
„Hoe de eenge redding uit die klaauwen, Sjabloon:Despotisme?
„’t Zy ver! Geen tijd van schijn- of wezenlijken nood
„geeft tot die uitspraak recht, een vonnis tot der dood
„gelijk! Onze aarde schudde, en dat haar slingeringen
„zelfs d’ onverschrokkensten een kreet van angst ontwringen!
„Ook van den felsten schok herstelt zich ras de grond.
„De vuurberg koke, en brake uit d’ opgesparden mond,
„terwijl de hemel loeit, des afgronds holen ronken,
„die zee van gloeiend slijk, waar steden in verzonken,
„met haar bevolkingen tot asch of steen vergaan…
„eerlang! en lachend ziet de zon die voren aan,
„door ’t bergvuur zelf bevrucht, dat over de akkers holde,
„straks in zijn vaart gestuit, tot gouden meststof stolde.
„Der zee, die ’t menschdom draagt op ’t schijnbaar wrakke hout
„zij onder zoo veel angst de toekomst aanbetrouwd!
„Zy voert ons, wat ook dreig’, de lang begeerd boorden
„naby, de haven in, al spookt het uit den Noorden
„by beurten en te rug, al loeit het even zwaar