Naar inhoud springen

Pagina:Da Costa's Kompleete Dichtwerken (Hasebroek, 1876).pdf/665

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
doen juichen over hem, — den vloek van Simeï,[1]
den raad van Bichri’s zoon[2] niet aan zijn ziel volbrengend.
Neen! maar zijn levensdag en heerschappij verlengend,
hebt Gy zijn hoofd, zijn troon, van d’ ondergang bewaard,
de aloude zege steeds doen kleven aan zijn zwaard, —
voorts, op zijn loopbaan, voor te vaak ontvallen vrinden
Barzillias[3] in de nood en Ornans[4] hem doen vinden;
en zoo ten jongsten schok in mijn bestormde ziel,
met Joab aan de kroon ook Abiathar ontviel,
Bénaja my voor d’ een', voor d’ ander Zadoks wijsheid
der jeugd van Salomo en Davids late grijsheid
ten stut en steun verleend;[5] toen van Adonia,
zijn broeders Absaloms beklaagbre wedergâ,
de stoutheid werd gefnuikt. — Bij al die wisselingen
bleef steeds mijn harp besnaard. ’k Vond krachten om te zingen
in dees mijn levensherfst, min glansrijk, als te zeer
mijn lente was misschien! maar vruchtbaar des te meer
in zielsbevinding van Uw gadelooze wegen,
Uw wijsheid in de diepte. o! Lof en dank Uw’ zegen,
dat in des konings leed de zanger niet bezweek,
en nooit Uw Heilge Geest van zijn akkoorden week.

En thands! daar schonkt Ge op nieuw by d’ uitgang van mijn leven,
o God, me in liefde en trouw dezelfde steeds gebleven!
loftonen aan mijn harp. Had lang genoeg een kroon
mijn hoofd omschitterd vaak omklemd? ik zag mijn zoon,
(Jedidja, lieveling Gods[6] was naar Uw welbehagen,
zijn toenaam van der jeugd), in spijt ván hinderlangen
en haters om hem heen ten koning ingewijd,
de stammen met gejuich U lovend wijd en zijd.[7]
’k Heb voor Uw aangezicht of ’t waar tot aan den drempel
van d’ op Moriaas top haast op te trekken tempel
zijn jonglingsschreên geleid, mijn schatten in zijn hand,
uw zegen op zijn hoofd gelegd, ten onderpand
voor hem, voor heel zijn volk, van Uw beloftenissen,
waarvan geen sprank, geen stip, haar uitkomst ooit zal missen.

  1. 2 Sam. XVI: 1-14
  2. 2 Sam. XX: 1, en volg.
  3. 2 Sam. XIX: 31, en volg.
  4. 2 Samuël XXIV: 18, en volg.
  5. 1 Kon. 1: 5-8
  6. 2 Sam. XXII: 24 en 25
  7. 1 Koningen I