Deze pagina is proefgelezen
verzelt de zegen u op d’ adem van de winden,
niet slechts, terwijl ge vlug van berg- tot bergtop snelt,
en van bewondering ’t aandoenlijk hart u zwelt,
by d’ aanblik van natuurs onzachtbre schouwtooneelen
en heel het lachend dal uw vreugde schijnt te deelen;
maar voor geheel die reis des levens, met het oog
aanvaard op God, uw God, en op dien regenboog
wier kleuren ons juist dan van trouw en liefde spreken,
wanneer de zomerzon een oogwenk schijnt geweken
om dóór te breken straks, van achter ’t wolkgordijn
met steeds verhoogden, steeds verkwikkelijker schijn.
Heil Bruidegom! heil Bruid heil ouders, vrienden, magen!
Uw zorgen, uw gebeên, zij hebben vrucht gedragen;
zy zullen ’t immer meer in ’t geen uw oog reeds zag
en in het schoonst verschiet nog slechts vermoeden mag.
o! Ziet het dierbre paar des levens waatren bouwen
met een op Isaacs God onwankelbaar vertrouwen.
Ja, met die dankbre vreugd, die uit uw oogen blonk,
mijn broeder, spruit met mij uit den alouden tronk!
die vreugde, die ons hart zoo wonderbaar bezielde,
toen tusschen u en my mijn gade in tranen knielde
en ’t lovend drietal werd bedropen met dien doop,
het pand ook voor ons kroost van onbedriegbre hoop!
Gy mede, o dezer Bruid zoo teêrheidvolle Vader
beleef haar aardsch geluk, haar weg en gang te gader
naar hooger streken, waar wie God in Christus kent,
een vreugd kennen zal, het eind van alle ellend!
Gy, aan die vaders eens in gunst hergeven Moeders
voor ’t wederzijdsche kroost! Gy zusters en gy broeders!
gy vrienden aan dees disch feestvierend saâm geschaard!
verzelt hun beên tot God, getuigd hin heil op aard!
Ja heil! driedubbel heil! den beker opgeheven!
Bij de intreê van dit u voortaan verdubbeld leven,
spreekt met uw vreugd, uw dank, ook uw geloften uit!
Des Heeren wilt gy zijn. Heil Bruidegom! heil Bruid!
niet slechts, terwijl ge vlug van berg- tot bergtop snelt,
en van bewondering ’t aandoenlijk hart u zwelt,
by d’ aanblik van natuurs onzachtbre schouwtooneelen
en heel het lachend dal uw vreugde schijnt te deelen;
maar voor geheel die reis des levens, met het oog
aanvaard op God, uw God, en op dien regenboog
wier kleuren ons juist dan van trouw en liefde spreken,
wanneer de zomerzon een oogwenk schijnt geweken
om dóór te breken straks, van achter ’t wolkgordijn
met steeds verhoogden, steeds verkwikkelijker schijn.
Heil Bruidegom! heil Bruid heil ouders, vrienden, magen!
Uw zorgen, uw gebeên, zij hebben vrucht gedragen;
zy zullen ’t immer meer in ’t geen uw oog reeds zag
en in het schoonst verschiet nog slechts vermoeden mag.
o! Ziet het dierbre paar des levens waatren bouwen
met een op Isaacs God onwankelbaar vertrouwen.
Ja, met die dankbre vreugd, die uit uw oogen blonk,
mijn broeder, spruit met mij uit den alouden tronk!
die vreugde, die ons hart zoo wonderbaar bezielde,
toen tusschen u en my mijn gade in tranen knielde
en ’t lovend drietal werd bedropen met dien doop,
het pand ook voor ons kroost van onbedriegbre hoop!
Gy mede, o dezer Bruid zoo teêrheidvolle Vader
beleef haar aardsch geluk, haar weg en gang te gader
naar hooger streken, waar wie God in Christus kent,
een vreugd kennen zal, het eind van alle ellend!
Gy, aan die vaders eens in gunst hergeven Moeders
voor ’t wederzijdsche kroost! Gy zusters en gy broeders!
gy vrienden aan dees disch feestvierend saâm geschaard!
verzelt hun beên tot God, getuigd hin heil op aard!
Ja heil! driedubbel heil! den beker opgeheven!
Bij de intreê van dit u voortaan verdubbeld leven,
spreekt met uw vreugd, uw dank, ook uw geloften uit!
Des Heeren wilt gy zijn. Heil Bruidegom! heil Bruid!
Pinkstergalmen, hemelshalles,
bruiloftshymnen, zy zijn één!
Is één grondtoon aan de akkoorden
van die allen niet gemeen?
bruiloftshymnen, zy zijn één!
Is één grondtoon aan de akkoorden
van die allen niet gemeen?