Deze pagina is proefgelezen
viert aan dees huwlijksdisch geen luchtige vermaken,
uit stof en ijdelheid te zaam geweven, neen!
maar weldaân van Gods liefde, in doel en oorsprong één.
Was ’t geen de Pinkstergaaf bracht aan een lijdende aarde
niet mede een liefdeband, die volken samenpaarde
voor eeuwig blijvend heil? En is ook ’t bruiloftfeest
geen hoogtijd Gods, die hart aan hart, en geest aan geest.
en ziel aan ziel verbindt? tot hooger eind voorzeker
dan deze wereld kent by ’t schuimen van haar beker.
Ja, echt- en pinksterfeest zijn aan elkaêr verwant.
In beide spreekt een beeld, in beide ligt een pand,
in beid leeft een kiem van hooger zaligheden,
dan nog het deel kon zijn in ’t versch geschapen Eden.
Heil Bruidegom! heil Bruid! Wy dragen met u roem
in ’t geen Gods gunst u schonk, uw echtheil is geen bloem
die eerlang weêr verwelkt, maar vrucht bedaauwd beregend
door stille zielsgebeên, en zóó van God gezegend,
(dus zij ’t) niet voor een tijd, maar voor eene eeuwigheid.
waarvan de hechte grond wordt in de tijd geleid.
Heil Bruid! heil Bruidegom! het uitzicht op een leven
van God u voor elkaêr en voor Zijn dienst gegeven,
maakt van dees vreugdedag de wezenlijkheid uit, —
en van mijn feestlied meê; geen streelend harpgeluid
dat wegsterft in de lucht by ’t blusschen van de lichten,
geen spel van poëzy, waarbij we een lot ons dichten,
maar echte prophezy, gewaarborgd door Gods woord
aan die ’t geloovig, die het heilbegeerig hoort.
Heil Bruidegom! heil Bruid! laat bergen en dalen,
waar ge in of uit mocht gaan, u van dat heil verhalen,
en van uw dankbre vreugd getuige en echo zijn!
Van ’t Scheveningsche strand, tot d’ oorsprong van den Rhijn,
en weêr te rug van ’t meir, naar ’t eenmaal vrij Geneve
genoemd, tot Wiedemaand u aan den grond hergeve,
waar eigen huis en haard u wachten, en het werk
waarnaar ge dan weêr haakt, door jeugd en ijver sterk,
om ’t vorst en volk ten dienst, kloekmoedig uit te richten,
o Bruidegom! terwijl huismoederlijke plichten
u roepen, lieve Bruid! door ’t voorbeeld opgeleid
ten voorbeeld, en een taak vol zoetheid u verbeidt.
Heil Bruid! heil bruidegom! van ouders beide en vrinden
uit stof en ijdelheid te zaam geweven, neen!
maar weldaân van Gods liefde, in doel en oorsprong één.
Was ’t geen de Pinkstergaaf bracht aan een lijdende aarde
niet mede een liefdeband, die volken samenpaarde
voor eeuwig blijvend heil? En is ook ’t bruiloftfeest
geen hoogtijd Gods, die hart aan hart, en geest aan geest.
en ziel aan ziel verbindt? tot hooger eind voorzeker
dan deze wereld kent by ’t schuimen van haar beker.
Ja, echt- en pinksterfeest zijn aan elkaêr verwant.
In beide spreekt een beeld, in beide ligt een pand,
in beid leeft een kiem van hooger zaligheden,
dan nog het deel kon zijn in ’t versch geschapen Eden.
Heil Bruidegom! heil Bruid! Wy dragen met u roem
in ’t geen Gods gunst u schonk, uw echtheil is geen bloem
die eerlang weêr verwelkt, maar vrucht bedaauwd beregend
door stille zielsgebeên, en zóó van God gezegend,
(dus zij ’t) niet voor een tijd, maar voor eene eeuwigheid.
waarvan de hechte grond wordt in de tijd geleid.
Heil Bruid! heil Bruidegom! het uitzicht op een leven
van God u voor elkaêr en voor Zijn dienst gegeven,
maakt van dees vreugdedag de wezenlijkheid uit, —
en van mijn feestlied meê; geen streelend harpgeluid
dat wegsterft in de lucht by ’t blusschen van de lichten,
geen spel van poëzy, waarbij we een lot ons dichten,
maar echte prophezy, gewaarborgd door Gods woord
aan die ’t geloovig, die het heilbegeerig hoort.
Heil Bruidegom! heil Bruid! laat bergen en dalen,
waar ge in of uit mocht gaan, u van dat heil verhalen,
en van uw dankbre vreugd getuige en echo zijn!
Van ’t Scheveningsche strand, tot d’ oorsprong van den Rhijn,
en weêr te rug van ’t meir, naar ’t eenmaal vrij Geneve
genoemd, tot Wiedemaand u aan den grond hergeve,
waar eigen huis en haard u wachten, en het werk
waarnaar ge dan weêr haakt, door jeugd en ijver sterk,
om ’t vorst en volk ten dienst, kloekmoedig uit te richten,
o Bruidegom! terwijl huismoederlijke plichten
u roepen, lieve Bruid! door ’t voorbeeld opgeleid
ten voorbeeld, en een taak vol zoetheid u verbeidt.
Heil Bruid! heil bruidegom! van ouders beide en vrinden