Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/133

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Deze pagina is gevalideerd
119
DE AFGEZONDERDE LIGGING.

In een grooten en openen omtrek zal niet slechts meer kans bestaan op het te voorschijn komen van gunstige wijzigingen, ten gevolge van de menigte van individuen der zelfde soort, die er leven, maar ook zijn de levensvoorwaarden dáár zeer zamengesteld. Als nu sommigen van die reeds bestaande soorten gewijzigd of verbeterd worden, moeten ook de overigen in gelijke mate veranderd worden, of zij zullen worden uitgeroeid. Elke nieuwe vorm zal, zoodra hij in staat is om als zoodanig bestaande te blijven, zich in den openen en onafgebrokenen omtrek kunnen uitbreiden en dus tot den mededinger van anderen worden. Daardoor zullen er nieuwe plaatsen open komen, en de mededinging om die te vullen zal sterker zijn in een grooten en openen, dan in een kleinen, afgezonderden omtrek. Bovendien mogen wij gelooven dat groote oppervlakten der aarde, ofschoon zij thans ten gevolge van plaatselijke rijzingen aaneenhangen, evenwel dikwijls verbrokkeld, dat is in kleinere vlakten verdeeld zijn geweest; en toen waren zij ongetwijfeld in den gunstigen toestand van kleine omtrekken, ter vorming van nieuwe soorten. Uit dit alles blijkt dus dat, ofschoon kleine, afgezonderde omtrekken waarschijnlijk in sommige opzigten zeer gunstig geweest zijn voor de voortbrenging van nieuwe soorten, desniettemin de gang der wijzigingen in het algemeen veel schielijker is geweest binnen groote omtrekken. Verder, dat de nieuwe vormen, die binnen groote omtrekken ontstaan zijn, en die reeds over vele medededingers gezegepraald hebben, de zulken zijn, welke zich het verst zullen uitbreiden; die aanleiding zullen geven tot het ontstaan van de meeste nieuwe rassen en soorten; en die derhalve eene groote rol zullen spelen in de zoo lange en afwisselende geschiedenis der bewerktuigde wezens.

Uit deze oogpunten gezien, kuunen wij misschien sommige feiten verklaren, die wij in het hoofdstuk over de verspreiding der soorten nader zullen beschouwen;—hoe het komt dat de wezens die Nieuw Holland bewonen, voorheen geweken zijn en nog wijken voor de schepselen van het europeesch-