Naar inhoud springen

Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/21

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
7
VOORBERIGT.

die zich niet genegen gevoelt terstond zijne leer aan te nemen. De leer zelve is echter niet nieuw; reeds door lamarck in zijne Philosophie zoologique, door geoffroy st. hilaire en anderen uitgedacht, verschijnt zij hier gesteund door eene groote scherpzinnigheid, en door de kundigheden, welke de tegenwoordige stand der wetenschap aan den begaafden natuuronderzoeker schenkt."—De leer is wel nieuw, in zooverre namelijk darwin niet, gelijk lamarck, de soorten laat ontstaan uit eenen grondvorm door natuurkracht geschapen, maar uit eenen grondvorm door den Schepper in het aanzijn geroepen.

En hiermede wensch ik dit misschien al te uitgebreide voorberigt te sluiten: de wensch dat darwin's boek ook bij ons naar leering begeerig publiek wel ontvangen en op zijne regte waarde geschat moge worden, al is het dan dat het strijd en wisseling van denkbeelden opwekke, moge mijne uitvoerigheid eenigermate verontschuldigen. Eene aanprijzing van het boek was hiermede mijn doel niet; het moge voor zich zelf spreken: ook gaan er reeds stemmen op ter aanprijzing, waarbij de mijne geen klank zou hebben.

Zoo spreekt Prof. lindley in eene reeks van wel geschrevene artikelen met hooge ingenomenheid over darwin's werk. Het zou hier te veel plaats beslaan aanhalingen daaruit te maken: liever herhaal ik hier hetgeen onze geleerde landgenoot Dr. staring voor eenige weken schreef:

"Thans echter verschijnt er een sedert lang bekend en hoog geacht geleerde, darwin, met zijn werk Over het ontstaan der soorten; eene verzameling of beter een overzigt der uitkomsten, waartoe hem het verzamelen gedurende meer dan twintig jaren van een bijna ontelbaar aantal feiten gebragt heeft. Uit dezen arbeid blijkt het dat lamarck hoogst waarschijnlijk juist geraden heeft wat de ontwikkeling, niet wat de wijze van de ontwikkeling der soorten uit elkander aangaat. Het is hier de plaats niet om in de bijzonderheden te treden van dit uitmuntende geschrift. Het hoofddenkbeeld is, dat er ver-