Naar inhoud springen

Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/217

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
201
ZEER ZAMENGESTELDE WERKTUIGEN.

gelooven dat een volkomen en zamengesteld oog door de natuurkeus gevormd kan worden, ofschoon wij het ons niet kunnen verbeelden, toch volstrekt niet een wezenlijk bezwaar is. Hoe eene zenuw gevoelig wordt voor het licht, raakt ons weinig meer dan hoe het leven zelf het eerst is ontstaan: maar ik moet hier doen opmerken dat verscheidene feiten mij doen vermoeden, dat eene sensitive zenuw gevoelig voor het licht kan gemaakt worden, en ook voor die grovere schommelingen der lucht waardoor de klank wordt voortgebragt.

Als wij de trappen willen leeren kennen langs welke een werktuig bij eene soort volkomen geworden is, moeten wij bij uitsluiting naar de regtstreeksche voorouders zien; doch dit is naauwelijks ooit mogelijk, en in elk geval zijn wij genoodzaakt naar de soorten van de zelfde groep te zien, dat is tot de medeafstammelingen van den zelfden stamvorm, om te zien welke trappen mogelijk waren, en om te weten of er kans bestaat dat sommige trappen overgebragt zijn van de eerste stamouders in een onveranderden of weinig veranderden toestand. Onder de bestaande gewervelde dieren vinden wij slechts een gering onderscheid in de inrigting van het oog; en van fossile soorten kunnen wij in dit opzigt niets leeren. Bij die groote klasse van dieren moeten wij waarschijnlijk tot ver beneden de oudste fossilen voerende lagen afdalen, om de vroegere trappen, waarop het oog gestaan heeft, te leeren kennen.

Bij de gelede dieren kunnen wij beginnen met eene gezigtzenuw slechts met pigment bedekt en zonder eenige andere inrigting. Van dien lagen trap ontspringen vele min of meer volkomene inrigtingen in twee verschillende rigtingen, totdat wij een vrij hoogen trap van volmaking vinden. Zoo is er bij zekere schaaldieren, crustaceën, een dubbeld hoornvlies, het binnenste in vakken verdeeld waarin zich in elk vakje eene lensvormige opzwelling bevindt. Bij andere schaaldieren zijn de doorschijnende kegels, die door pigment zijn bedekt en die eigenlijk niets doen dan de zijdelingsch invallende