Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/219

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
203
ZEER VOLKOMENE WERKTUIGEN.

delijk in digtheid verandert, dat zij zich scheidt in lagen van eene verschillende digtheid en dikte, op verschillende afstanden van elkander geplaatst, en dat de oppervlakten van elke laag langzaam van gedaante veranderden. Wij moeten verder vooronderstellen dat er eene magt is die oplettend elke geringe toevallige verandering in de doorschijnende lagen gadeslaat, en zorgvuldig elke verandering uitkiest, die onder verschillende omstandigheden op de eene of andere wijze bevorderlijk is om duidelijker te zien. Wij moeten vooronderstellen dat elke nieuwe toestand van het werktuig bij millioenen vermenigvuldigd wordt, en dat elke wijziging bewaard wordt totdat er eene betere ontstaan is: dan eerst wordt de oude vernietigd. In levende ligchamen zal de veranderlijkheid wijzigingen veroorzaken, de voortteeling zal die bijna in het oneindige vermenigvuldigen, en de natuurkeus zal met eene bekwaamheid, die niet kan falen, elke verbetering uitkiezen. Laat dat zoo millioenen en millioenen jaren volhouden en gedurende elk jaar bij millioenen individuen, en zouden wij dan niet mogen gelooven dat er een levend optisch instrument op die wijze gevormd kan zijn, zooveel volmaakter dan een van glas, als de werken des Scheppers volmaakter zijn dan die van den mensch?

Indien het bewezen kon worden dat er een zamengesteld werktuig bestond, dat bij geene mogelijkheid door tallooze, opvolgende, kleine wijzigingen gevormd kan zijn, zou mijne leer te niet gaan. Doch het is mij niet mogelijk zulk een geval te vinden. Er is geen twijfel aan of er bestaan vele werktuigen waarvan wij de overgangtoestanden niet kennen, vooral niet als wij die zoeken bij zeer afgezonderde soorten, rondom welke, volgens mijn gevoelen, de uitsterving het grootst is geweest. En verder, als wij een werktuig zoeken gemeen aan alle leden eener groote klasse—want in dit geval moet het werktuig gevormd geweest zijn in een zeer lang verleden tijdperk, sedert hetwelk alle leden der klasse ontwikkeld zijn—